Verkeersrecht 2020-5

Editie
Datum uitgave: 

VR 2020/83 Rijden tijdens ontzegging. Bewijs.

Jurisprudentie
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, noch dat een ontzegging van kracht was ten tijde van het tenlastegelegde rijden tijdens ontzegging van de rijbevoegdheid. Anders dan het hof kennelijk heeft geoordeeld, is de omstandigheid dat de verdachte voorafgaande aan het tenlastegelegde feit is veroordeeld vanwege het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard, daartoe niet redengevend.

VR 2020/84 Rijbewijs. Invordering. Inhouding. Overgifte.

Jurisprudentie
De vordering tot overgifte van een rijbewijs kan niet worden gelijkgesteld aan de invordering van een rijbewijs. De vordering tot overgifte houdt in de plicht tot het inleveren van het rijbewijs. Bij een invordering is een rijbewijs ook daadwerkelijk ingenomen. Die invordering is van kracht zolang het rijbewijs niet is teruggegeven. Deze veiligheidsmaatregel verliest zijn rechtskracht derhalve slechts door teruggave van het rijbewijs op grond van een daartoe strekkende beslissing van de officier van justitie, dan wel op last van de rechter naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in

VR 2020/85 Rijden met ongeldigverklaard rijbewijs. Verhoor. Cautie. Wetenschap.

Jurisprudentie
Het hof is van oordeel dat de twee politieambtenaren tot de conclusie hebben kunnen komen dat er van een redelijk vermoeden van schuld ter zake van rijden zonder geldig rijbewijs sprake was toen één van de verbalisanten kennis nam van de registratie van de ongeldigheid van verdachtes rijbewijs. De verklaring die de verdachte direct daarop heeft afgelegd, is niet het antwoord geweest op een de verdachte gestelde vraag, maar moet naar het oordeel van het hof worden beschouwd als op eigen initiatief door de verdachte gedane mededelingen, in reactie op de hem gedane mededeling. De verdachte had

VR 2020/87 Rijden onder invloed. Bloedonderzoek. Accreditatie laboratorium.

Jurisprudentie
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdediging naar voren gebracht dat zich in het dossier geen stukken bevonden aan de hand waarvan kon worden gecontroleerd of het laboratorium een geaccrediteerd laboratorium in de zin van artikel 14, tweede lid, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit) betrof. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat dergelijke stukken standaard aan het dossier moeten worden toegevoegd. Het ligt dan ook voor de hand om - na een onderbouwd verweer betreffende de accreditatie - het onderzoek ter