Datum uitgave:
VR 2021/46 Autogordel. Reikwijdte draagplicht.
Artikel 59 van het RVV 1990 betreft een absoluut gebod. Slechts ingeval van ontheffing van de gordelplicht conform artikel 149, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 is een uitzondering op dit gebod mogelijk gemaakt. Voor het overige is de bestuurder te allen tijde verplicht de autogordel te dragen.Uitgaande van hetgeen de betrokkene zelf heeft aangevoerd, namelijk dat hij zijn gordel losmaakte terwijl hij bezig was met parkeren, kan dit niet leiden tot het oordeel dat de gedraging niet is verricht. Immers brengt het feit dat de betrokkene bezig is met parkeren mee dat de betrokkene op dat moment
VR 2021/47 Eenzijdig ongeval werknemer vof; vof aansprakelijk; aansprakelijkheidsverzekeraar en assurantietussenpersoon vof nietaansprakelijk.
Op 9 februari 2013 heeft A (toen 20 jaar oud) een eenzijdig verkeersongeval gehad. A was in de auto van zijn zus onderweg naar Tiel. Daar moest hij een onderdeel ophalen voor de bestelbus van een klant van B. B is het bedrijf van de vader en de broer van A. A verrichtte in die periode werk voor B. A heeft bij het ongeval ernstig hersenletsel opgelopen. B had via C als tussenpersoon bij D een garageverzekering afgesloten. B heeft op grond van die verzekering de schade van A als gevolg van het ongeval bij D geclaimd. D heeft geen uitkering verleend. A zoekt verhaal voor zijn schade bij B, C en D
VR 2021/48 Aansprakelijkheid wegbeheerder; oneffenheden in fietspad door boomwortel opgroei.
In 2014 is A (geboren in 1997) met zijn bromfiets vanaf een fietspad tegen een aan de linkerzijde van het fietspad staande boom gereden. Als gevolg van dit ongeval heeft A ernstig letsel opgelopen, bestaande uit fracturen van bovenbeen en bekken, scheuren in de milt en een nier en kneuzingen van hart en longen. In het met asfaltbeton verharde fietspad waren op 81, 75 en 21,5 meter vóór de plaats van het ongeval, overdwars oneffenheden als gevolg van boomwortel opgroei. Het fietspad lag in de bebouwde kom en de maximale snelheid bedroeg 30 km per uur. A vordert een verklaring voor recht dat de
VR 2021/49 Langlopende letselschadezaak; slachtoffer werkt niet meer mee aan onderzoek; schadeposten onvoldoende onderbouwd.
In 2002 vond een ongeval plaats waarbij A als slachtoffer en B als WAM-verzekeraar zijn betrokken. De rechtbank heeft reeds op basis van deskundigenrapporten geoordeeld dat A aan het ongeval letsel aan zijn rechterschouder heeft overgehouden. Nadien heeft de rechtbank een verzekeringsarts als deskundige benoemd om de beperkingen van A door dit letsel in kaart te brengen. A heeft hieraan niet meegewerkt. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het bestaan en de omvang van de beperkingen van A door het ongeval niet kunnen worden vastgesteld. Dat de schade van A groter is dan het reeds door B
VR 2021/50 Paard trapt tegen röntgenapparaat dierenarts; bezitter aansprakelijk; geen bedrijfsmatig gebruik; geen eigen schuld.
A drijft een paardenpension. B heeft in opdracht van A een paard gekeurd in de dierenartspraktijk die B exploiteert. Voor het maken van röntgenfoto's is het paard gesedeerd en in een zogeheten opvoelbox in de praktijk gestald. Tijdens de fotosessie heeft het paard tegen het röntgenapparaat getrapt, waardoor dat apparaat beschadigd is geraakt. De verzekeraar van B (C) heeft aan B een vergoeding uitgekeerd voor de schade aan het apparaat. In deze procedure tracht C deze vergoeding op A te verhalen. Volgens C is A aansprakelijk voor de schade aan het apparaat op grond van art. 6:179 BW. In