Datum uitgave:
VR 2022/23 Parkeerovertreding. Kentekenaansprakelijkheid. Deelscooter. Verhuur.
Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten een bromfiets te plaatsen waar dat niet mag (bord E3, verbod (brom)fietsen te plaatsen). De gedraging is op 29 augustus 2020 om 00:21 uur aan de Vijzelstraat, ter hoogte van Giftshop, te Amsterdam geconstateerd.Op grond van artikel 5 van de Wahv wordt de sanctie opgelegd aan de kentekenhouder als is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig waarvoor een
VR 2022/24 Dood door schuld. Roekeloosheid.
De bestelbus, waarin de verdachte als passagier meereed, botste tegen een pilaar van een viaduct waardoor de bestuurder werd gedood, en de bijrijder zwaar lichamelijk letsel opliep. Het hof heeft onder meer vastgesteld dat de verdachte, in het kader van een meningsverschil over de te rijden route, als passagier met kracht aan de handrem heeft getrokken, welke ingreep de bestuurder totaal verraste en waardoor de achterwielen van de auto blokkeerden en de auto in de slip raakte, terwijl de auto op dat moment met een snelheid van ongeveer 70 km/u reed op een autoweg. Verder heeft het hof
VR 2022/25 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Onverlichte aanhangwagen. Duisternis.
Terwijl de zon al was ondergegaan, heeft verdachte zijn aanhanger geparkeerd aan de linkerzijde van een onverlichte weg buiten de bebouwde kom zonder verlichting aan de voorzijde van de aanhanger. Een bromfietser is tegen de voorzijde van de aanhangwagen aangereden en heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De verdachte heeft niet enkel artikel 39 RVV 1990 overtreden, maar ook zo'n gevaarlijke situatie doen ontstaan dat hij zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen.
VR 2022/26 Verzekeringsrecht; schending informatieplicht; verval recht op uitkering.
A (geboren in 1998) raakt in 2013 betrokken bij een verkeersongeval, als hij achterop de scooter van zijn stiefmoeder zit. Na het ongeval kampt A met knieklachten. De WA-verzekeraar van de scooter (V) heeft € 5.750,- aan voorschotten betaald aan A voor kledingschade, reiskosten, de kosten van aanschaf van een elektrische fiets en hometrainer en de kosten van fysiotherapie. In een eerder tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat A zijn inlichtingenplicht jegens V niet is nagekomen met het opzet V te misleiden. Op grond van art. 7:941 lid 5 BW vervalt dan het recht van A op een uitkering, tenzij
VR 2022/27 Verzekeringsrecht; joyriding.
A heeft een LAT-relatie met B. Op 11 december 2016 ligt A ziek in bed in haar slaapkamer. B haalt dan (zonder toestemming van A) de sleutels van de auto van A uit haar nachtkastje. B gaat met de auto rijden en botst op de snelweg tegen de vangrails. Op dat moment is B niet bevoegd een auto te besturen (zijn rijbewijs is ingevorderd) en hij verkeert onder invloed van alcohol. De WAM-verzekeraar van de auto (C) vergoedt de schade aan de vangrails als gevolg van het ongeval (€ 8.746,62) aan Rijkswaterstaat. C vordert dit bedrag terug van A op grond van art. 15 lid 1 WAM en art. 5.3 van de