voorrang

VR 2024/116 Artikel 5 WVW 1994. Voorrang. Uitrit.

Jurisprudentie

De verdachte is als fietser in botsing gekomen met een bromfietser. De vraag die voorligt is of de verdachte voorrang had moeten verlenen aan de van links komende bromfietser. Het hof stelt vast dat de weg waar de bromfietser op reed geen voorrangsweg betrof. Wel is het hof van oordeel dat sprake was van een uitrit, nu het ging om een kruising van twee wegen waarbij het trottoir een zichtbare afscheiding vormt van de hoofdrijbaan. Ook is ter plekke een verkeersbord met de aanduiding 'einde dertigkilometerzone' zichtbaar. Dit brengt met zich mee dat de verdachte een bijzondere manoeuvre

VR 2024/63 Over spanning tussen goede bedoelingen en juridische techniek

Column 19 juni 2024
De harde kern van de verkeersvoorschriften in het RVV 1990 is al oud. Die harde kern bestaat uit de indeling van de weg in rijbanen, rijstroken, fiets- en voetpaden, de regeling van de plaats waar de verschillende categorieën verkeersdeelnemers zich op de weg geacht worden te bevinden en de regeling van het voorrangsrecht op kruisingen van wegen en bij het afslaan. Het RVV uit 1966 en het oude Wegenverkeersreglement kenden vergelijkbare regelingen. In standaard verkeerssituaties zijn de regelingen harmonieus en geven zij aan de weggebruikers duidelijke instructies hoe zij zich dienen te gedragen. Bij conflicterende verkeersstromen moet aan van rechts komende bestuurders voorrang worden verleend, geven de borden B6, B7 en haaientanden op het wegdek aan dat aan andere bestuurders voorrang moet worden verleend en moet afslaand verkeer rechtdoor gaand verkeer voor laten gaan. De basismodellen zijn duidelijk. De regeling van de voorrang geeft een rangorde voor het verkeer dat over verschillende wegen een kruising of splitsing nadert. De regeling van het afslaan geeft een rangorde voor het verkeer dat gebruik maakt van dezelfde weg.

VR 2023/119 Botsing tussen auto en elektrische fiets. Motorrijtuig? Causaliteit; geen billijkheidscorrectie.

Jurisprudentie
Op 4 augustus 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden waarbij automobilist X en Y, op een elektrische fiets, betrokken waren. X reed op een voorrangsweg en Y stak plotseling over, waarna zij botsten. Ze wisselden gegevens uit en vervolgden hun weg. Ongeveer een uurtje later is de ambulancedienst gebeld en is Y naar het ziekenhuis vervoerd. Op 5 september 2020 is Y overleden. De verzekeraar van Y, Menzis, spreekt de WAM-verzekeraar van de auto van X, Univé, aan. Univé erkent geen aansprakelijkheid. Menzis stapt naar de rechter. De rechtbank wijst de vorderingen van Menzis af en verklaart voor

VR 2023/91 Straatrace. Medeplegen van het veroorzaken van een verkeersongeval. Geen onderscheid tussen aandeel medeverdachte en verdachte.

Jurisprudentie

Op 20 maart 2021 hebben de verdachte en de medeverdachte een spontane straatrace gehouden waarbij met hoge snelheden door de bebouwde kom werd gereden. Vanwege de zeer hoge snelheid waarmee de medeverdachte reed heeft het slachtoffer de situatie waarschijnlijk verkeerd ingeschat en is hij de voorrangskruising opgereden, waarna de medeverdachte hem met zeer hoge snelheid heeft aangereden. Het slachtoffer heeft hier zwaar lichamelijk letsel aan overgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels geschonden door zeer gevaarlijk

VR 2023/62 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Mate van schuld. Voorrangsvoertuig.

Jurisprudentie

De verdachte reed als bestuurder van een politievoertuig met optische en geluidssignalen met een snelheid ver boven de ter plaatse geldende snelheid en kwam daarbij in aanrijding met een van rechts komend voertuig waarvan de bestuurder zwaar gewond is geraakt. Aangezien de verdachte vanuit een (rij)richting kwam die het slachtoffer niet hoefde te verwachten, moest door de verdachte worden geanticipeerd op de mogelijkheid dat het slachtoffer zou (kunnen) optrekken. Het gebruik van optische en geluidssignalen maakt dat niet anders. Het beroep op overmacht/noodtoestand gaat niet op omdat volgens

VR 2023/35 Voorrang. Hinder.

Jurisprudentie

De betrokkene heeft niet voldaan aan zijn verplichting voorrang te verlenen omdat de bestuurder aan wie voorrang moest worden verleend niet ongehinderd zijn weg kon vervolgen. Door de door de betrokkene gereden snelheid kreeg hij namelijk de indruk dat hij geen voorrang zou krijgen en had hij daarom zijn snelheid verminderd.

VR 2022/182 Ongeval tussen motorrijders. Toedracht? Eigen schuld?

Jurisprudentie

Op 7 juni 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden tussen motorrijders X en Y. X kwam ten val en liep ernstig letsel op. Y was verzekerd bij Achmea. Tussen partijen is in geschil of Y en Achmea aansprakelijk zijn voor de schade van X. Om de toedracht van het ongeval vast te stellen, gelast de rechtbank bij tussenvonnis een getuigenverhoor. Hier worden X, Y en A, een onafhankelijke derde motorrijder, gehoord. Bij eindvonnis stelt de rechtbank aan de hand van het getuigenverhoor de toedracht van het ongeval vast en oordeelt dat Y en Achmea aansprakelijk zijn. Hiertoe overweegt zij als volgt. X

VR 2022/129 Ongeval door rem-/uitwijkmanoeuvre wegens uitrijdende auto vanaf parkeervlak. Uitrijdende bestuurder maakt geen verkeersfout. Extreme rem-/uitwijkmanoeuvre in redelijkheid niet te verwachten.

Jurisprudentie

Op 17 december 2015 is X betrokken geraakt bij een aanrijding. Zij naderde enkele voor haar rechts, haaks op de weg gelegen parkeervlakken, toen Y achteruit de parkeervlakken kwam uitgereden en vlak voor de weg stopte. De auto's in de parkeervlakken naast Y ontnamen het zicht op de auto van Y en X schrok door de plotseling verschijnende auto. X remde, belandde in een slip en botste tegen de auto van A, op de andere weghelft. De auto van X was verzekerd bij TVM, die de bij A ontstane schade vergoedde. TVM wil de schade op ASR, bij wie de auto van Y was verzekerd, verhalen. Hiertoe stelt TVM dat

VR 2022/40 Botsing auto's; voorrangsregels WVV Curaçao 2000.

Jurisprudentie
In 2017 rijdt automobilist A vanuit laan X linksaf laan Y op. A komt daarbij in botsing met automobilist B die op laan Y rijdt (en voor A van links komt). De auto van B raakt hierbij beschadigd. B vordert dat de WAM-verzekeraar van A (VA) wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die B door het ongeval heeft geleden (NAƒ 31.387,60). Het gerecht wijst de vordering af. Volgens art. 41 Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 moeten bestuurders op kruispunten in beginsel voorrang verlenen aan bestuurders die van rechts komen. Dit is anders bij een T-splitsing: "bestuurders die een kruispunt

VR 2022/16 Aanrijding fietser en Birò. Causaliteitsverdeling/eigen schuld. Birò mocht in voetgangerszone rijden. Geen gelijkwaardig kruispunt, maar uitrit.

Jurisprudentie
Fietser X wordt op 8 augustus 2018 in een voetgangerszone waar fietsen is toegestaan aangereden door Y, bestuurder van een Birò. De fiets van X is beschadigd en zij loopt letsel op, waardoor zij geopereerd moet worden. X vordert een verklaring voor recht dat de schadevergoedingsplicht niet moet worden verminderd als gevolg van eigen schuld van X, dan wel (subsidiair) dat dit eigen schuldpercentage op minder dan 50% wordt vastgesteld. Zij stelt dat geen sprake is van eigen schuld, omdat de Birò niet in de voetgangerszone mocht rijden, Y te hard reed en X van rechts kwam en dus geen