Stuiting: over de stuitingsbrief van art. 3:317 lid 1 BW en feitenrechters die vaak te streng zijn
Mr. E.M. van Orsouw De maatstaf ten aanzien van de beoordeling of sprake is van een stuitingsbrief is duidelijk: het moet gaan om een voldoende duidelijke schriftelijke waarschuwing aan de schuldenaar, zodat die er rekening mee kan houden – onder meer in het kader van het behouden van bewijsmateriaal – dat er (mogelijk) nog een claim komt. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar de formulering van de stuitingsbrief, maar ook naar de context waarin de mededeling is gedaan en naar de overige omstandigheden van het geval. Toch blijkt keer op keer dat feitenrechters deze maatstaf verkeerd