deelgeschil

VR 2024/37 Ongeluk voetganger en tram. Aansprakelijkheid. Geen overmacht. Causale verdeling.

Jurisprudentie

Op 8 april 2022 vond er een aanrijding plaats bij een tramhalte in Den Haag tussen een minderjarige voetganger en een tram van HTM Personenvervoer. De minderjarige voetganger was net uit de tram gestapt en was op weg naar de voetgangersoversteekplaats in de buurt. Tijdens de oversteek is hij aangereden door een andere tram die vanuit de tegenovergestelde richting de halte naderde. Als gevolg van de aanrijding werd hij enkele meters met de tram meegesleurd en raakte hij ernstig gewond. Er wordt in dit deelgeschil verzocht om HTM aansprakelijk te stellen voor de geleden en nog te lijden schade

VR 2024/35 Deelgeschil. Causaal verband tussen ongeval en klachten. Looptijdbeperking.

Jurisprudentie

Op 11 december 2017 vond er een verkeersongeval plaats waarbij verzoeker en de zoon van verweerder betrokken waren. Verweerder was destijds verzekerd bij Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend en heeft verzoeker een bedrag van € 87.000,- aan voorschotten betaald. Direct na het ongeval heeft verzoeker zich ziekgemeld, maar na drie dagen is hij weer aan het werk gegaan. Verzoeker heeft op grond van artikel 1019w Rv om een gerechtelijke uitspraak verzocht waarin verklaard wordt dat de beschreven klachten en beperkingen volledig het gevolg zijn van voorgenoemd ongeval

VR 2023/125 Verkeersongeval tussen scooter en fietser. Eigen schuld. Geen hand uitsteken bij afslaan.

Jurisprudentie

Op 6 oktober 2020 vond in Leiden een verkeersongeval plaats. Verzoeker reed op zijn scooter achter verweerder die op zijn fiets reed. Zij reden in dezelfde richting en toen verweerder links afsloeg zonder zijn hand uit te steken, botste verzoeker tegen de afslaande verweerder aan waarna verzoeker en verweerder ten val zijn gekomen. Verzoeker heeft hierbij letsel opgelopen. ASR heeft als de aansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder aangegeven 75% van de schade van verzoeker te willen vergoeden. Verzoeker gaat hiermee akkoord. Partijen zijn het echter niet eens over de oorzaak van de

VR 2023/124 Deelgeschil letselschadezaak. Vergoeding kosten huishoudelijke hulp. Buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie

Op 28 september 2021 heeft verzoeker een verkeersongeval gehad waarbij hij ernstig letsel heeft opgelopen, waaronder een gebroken knieschijf en afgescheurde pezen in de knie. Hij is dezelfde dag geopereerd. Na het ongeval is hij bij de ouders van zijn partner gaan wonen. Op 12 oktober 2021 heeft verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden (NN) de aansprakelijkheid erkend en is er een voorschot van € 2.000,- betaald. Er zijn tussen partijen besprekingen geweest over de hoogte van de schadevergoeding en over veel zaken werd overeenstemming bereikt. Echter, er waren nog geschillen over enkele

VR 2023/13 Zaak niet geschikt voor deelgeschilprocedure. Verzochte beslissing draagt niet bij aan totstandkoming vaststellingsovereenkomst.

Jurisprudentie

Op 24 september 2011 is X aangereden terwijl zij voor een rood verkeerslicht stilstond. ASR, de verzekeraar van de andere bestuurder, erkent aansprakelijkheid voor het ongeval. X stelt als gevolg van het ongeval pijnklachten te hebben in haar hoofd, nek/schouder, heup, rug en been, en daarnaast concentratiestoornissen, vermoeidheidsklachten en duizeligheid. Tussen partijen ontstaat discussie over de causaliteit tussen de klachten en het ongeval en over de omvang van de klachten. Om deze reden zijn in 2013 en 2016 deelgeschilprocedures gevoerd en in 2013 een verzoekschriftprocedure, naar

VR 2022/01 Hoger beroep in de deelgeschilprocedure: beperkt, maar niet onmogelijk

Artikel
VR 2022/1 Hoger beroep in de deelgeschilprocedure: beperkt, maar niet onmogelijk Mr. A.F. Collignon * * Advocaat bij Legaltree Advocaten. 1. Inleiding Hoger beroep tegen een beschikking in een deelgeschil is alleen mogelijk bij een beslissing over de materiele rechtsverhouding of wanneer sprake is van één van de in de jurisprudentie ontwikkelde doorbrekingsgronden. De reden hiervoor is dat de deelgeschilprocedure in het leven is geroepen om het buitengerechtelijk onderhandelingsproces te bevorderen, waarbij partijen een eenvoudige en snelle toegang krijgen tot de rechter indien het

VR 2021/131 Fietsongeval; aanspreken WAM-verzekeraar na uitkering Waarborgfonds.

Jurisprudentie
Een racefietser (A) is in 2007 een ongeval overkomen. A reed op de Kanaaldijk in Heerde. Een witte bestelbus en een personenauto (bestuurd door B) reden in tegengestelde richting. De auto reed achter de bus. De bus is, zonder richting aan te geven, linksaf geslagen en heeft daarbij geen voorrang verleend aan A. Om een aanrijding met de bus te voorkomen, is A uitgeweken naar de (voor hem) linker weghelft. A is toen op B gebotst. De identiteit van de bestuurder van de bestelbus is onbekend gebleven. Het Waarborgfonds Motorvoertuigen heeft aansprakelijkheid erkend en een schadevergoeding van €

VR 2021/121 Aanrijding scooter en auto; ontvankelijkheid; kosten mantelzorg.

Jurisprudentie
Op 22 november 2016 is scooterrijder A aangereden door automobilist B. A was toen 22 jaar. Als gevolg van deze aanrijding heeft A letsel opgelopen. De verzekeraar van B (VGH) heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. A vraagt de rechtbank om over meerdere geschilpunten te beslissen. A verzoekt de rechtbank onder meer om VGH hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 45.780,- voor mantelzorg. De rechtbank beoordeelt eerst of de zaak geschikt is voor behandeling als deelgeschil. Zij overweegt in dat verband dat A verschillende geschilpunten voorlegt aan

VR 2021/58 Letselschadezaak; vraagstelling expertiseonderzoek; informatie huisartsenjournaal.

Jurisprudentie
A is in zijn auto van achteren aangereden door een auto die werd bestuurd door een verzekerde van B. Na het ongeval kampt A met whiplashachtige klachten. B heeft aansprakelijkheid erkend voor de schade die A als gevolg van het ongeval heeft geleden. A verzoekt dat de rechtbank B gebiedt om mee te werken aan een neurologisch of neuropsychologisch onderzoek ter beoordeling van de vraag of de klachten van A ongevalsgerelateerd zijn. De rechtbank overweegt dat A en B het erover eens zijn dat een neurologische of neuropsychologische expertise moet worden uitgevoerd. B stelt echter terecht dat

VR 2020/189 Deelgeschil over buitengerechtelijke kosten; uurtarief en aantal uren te hoog.

Jurisprudentie
A is in 2013 een arbeidsongeval overkomen waarbij hij letsel heeft opgelopen aan zijn linkerbeen. A heeft B hiervoor aansprakelijk gesteld. Nadat X een toedrachtsonderzoek heeft uitgevoerd, heeft B aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. X heeft de schadeafwikkeling voor B ter hand genomen. A heeft zich in 2018 gewend tot zijn gemachtigde Z. Z heeft contact opgenomen met X. In 2019 heeft Z aan X een declaratie verzonden van € 4.605,82. Deze is onbetaald gebleven. A verzoekt dat de rechtbank B beveelt dit bedrag te vergoeden. De rechtbank beantwoordt eerst de vraag of er sprake is van een