VR 2016/91
Wijziging Wet schadefonds geweldsmisdrijven
De Tweede en Eerste Kamer hebben ingestemd met het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden. De wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: de Wet) regelt een uitbreiding voor nabestaanden van slachtoffers van dood door schuld en een uitbreiding van de indieningstermijn van aanvragen in het algemeen.
Uitbreiding doelgroep dood door schuld
Na inwerkingtreding van de gewijzigde Wet kunnen ook nabestaanden van slachtoffers van dood door schulddelicten in het verkeer en commune dood door schulddelicten in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het Schadefonds. Als het Schadefonds het aannemelijk acht dat het slachtoffer om het leven is gekomen door een misdrijf in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 of artikel 307 Wetboek van Strafrecht, kan een tegemoetkoming worden toegekend.
Aannemelijkheid van het schulddelict
Het Schadefonds kan in verband met de veelal feitelijke complexiteit in principe alleen de aannemelijkheid beoordelen indien er een afgerond politieonderzoek is of als er een beslissing omtrent vervolging (bijvoorbeeld een sepotbeslissing of dagvaarding) is genomen. Op dat moment heeft immers een bevoegde instantie reeds gekeken naar de juistheid van de feiten. De beoordeling kan namelijk alleen plaatsvinden als het feitencomplex van het incident op basis van objectieve informatie voldoende helder is. Alleen op basis van een heldere toedracht kan worden beoordeeld of sprake was van een aanmerkelijk onvoorzichtige gedraging. Het Schadefonds heeft niet de mogelijkheid en deskundigheid zelfstandig onderzoek te doen. De beoordeling van het feitencomplex kan daarnaast zeer technisch zijn.
Als het politieonderzoek nog niet is afgerond of als er nog geen beslissing omtrent vervolging is genomen, beoordeelt het Schadefonds de aanvraag op basis van de objectieve informatie die wel (al) aanwezig is. Mogelijk is deze informatie niet voldoende om (binnen een afzienbare termijn) een beslissing te kunnen nemen, omdat de toedracht (nog) niet helder is.
Uitspraken rechter en beslissingen OM
Het Schadefonds beoordeelt op basis van de objectieve informatie in beginsel zelfstandig of sprake is van een misdrijf in de zin van artikel 6 WVW of artikel 307 Sr. Daarbij speelt de uitspraak van de rechter of de beslissing van het OM een belangrijke rol. Afhankelijk van de overwegingen en conclusies van het OM of de rechter volgt het Schadefonds de beslissing of de uitspraak. Wel heeft het Schadefonds een eigen beoordelingsruimte: wordt de zaak geseponeerd of wordt een verdachte vrijgesproken, dan kan het soms toch beslissen een tegemoetkoming toe te kennen aan de nabestaande(n). Als de zaak bijvoorbeeld wordt geseponeerd omdat de verdachte zelf ook veel schade heeft, dan heeft de rechter niet vastgesteld of de verdachte een misdrijf of overtreding heeft begaan. Het Schadefonds heeft dan de ruimte dit alsnog te doen op basis van de aannemelijkheidstoets.
De uitkering
De uitkering voor nabestaanden van slachtoffers van dood door schuld bestaat altijd uit een vast bedrag van € 5.000 (letselcategorie 3). Dit is overeenkomstig het beleid ten aanzien van nabestaanden van slachtoffers van opzettelijk gepleegde geweldsmisdrijven.
Dit vaste bedrag is een tegemoetkoming voor het leed van de nabestaande (de immateriële schade) en de eventuele financiële schade, die het gevolg kan zijn van het overlijden. Denk hierbij aan therapiekosten of vermindering van inkomsten. Het vaste bedrag dat wordt uitgekeerd is – net als bij slachtoffers – ongedifferentieerd. Dat wil zeggen dat niet nader wordt bepaald welk deel ervan ziet op immateriële en welk deel op financiële schade.
Het vaste bedrag kan worden aangevuld met twee aparte uitkeringen voor uitvaartkosten en derving van levensonderhoud. Wel dient hierbij te worden bedacht dat het Schadefonds geen tegemoetkoming biedt voor zover de schade anderszins is gedekt, bijvoorbeeld door een aansprakelijkheidsverzekering van de veroorzaker.
Psychisch letsel door getuige zijn
De nabestaande die tevens getuige is geweest van een dood door schulddelict of direct geconfronteerd is met de gevolgen van een dood door schulddelict komt in aanmerking voor een tegemoetkoming voor het psychische letsel dat hij hierdoor heeft opgelopen. Deze ‘waarnemer’ krijgt een uitkering ter hoogte van letselcategorie 3 (€ 5.000) voor dit psychische letsel.
Uitbreiding indieningstermijn
Naast de hiervoor besproken uitbreiding bevat de Wet een verlenging van de indieningstermijn voor (alle) tegemoetkomingsaanvragen. Het gaat om een verlenging van drie naar tien jaar. De indieningstermijn van drie jaar bleek in de praktijk soms te kort te zijn.
Overschrijding indieningstermijn
Overigens kan een na afloop van de termijn ingediende aanvraag nog worden behandeld, als de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd (artikel 7 van de Wet). De aanvrager moet dan wel altijd een goede reden opgeven. Het Schadefonds beoordeelt of de aanvraag toch in behandeling kan worden genomen.
Inwerkingtreden gewijzigde Wet
De gewijzigde Wet treedt in werking per 1 juli 2016. Op www.schadefonds.nl verschijnt meer informatie over het beleid ten aanzien van dood door schuld en wordt de nieuwste beleidsbundel gepubliceerd met daarin de wijzigingen.
Overgangsrecht
Het algemene overgangsrecht is van toepassing. Dit betekent dat de gewijzigde Wet en het beleid geldt voor alle nog lopende aanvragen en nieuwe aanvragen, ongeacht de misdrijfdatum. Hierbij geldt wel de indieningstermijn van tien jaar. Bovendien is het niet mogelijk om een aanvraag in te dienen voor een dood door schulddelict dat voor 1 januari 1973 is gepleegd. Dit staat in artikel 23 lid 2 van de Wet.
Herziening
De wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ten aanzien van de uitbreiding van de doelgroep met nabestaanden van slachtoffers van dood door schulddelicten is een voor de aanvrager relevante wijziging van het recht, in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Indien eerder een aanvraag is afgewezen omdat geen sprake was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, kan een verzoek om herziening worden ingediend. Dit verzoek wordt inhoudelijk behandeld met inachtneming van het nieuwe artikel 3 van de Wet.
Een verzoek om herziening na een afwijzing op de termijnoverschrijding wordt niet inhoudelijk behandeld. De aanpassing van de indieningstermijn naar 10 jaar is namelijk géén relevante wijziging van het recht, omdat het niet gaat om een inhoudelijke wijziging.
Mr. M.M. Olman, beleidsmedewerker Schadefonds Geweldsmisdrijven