letselschade

VR 2025/54 Beoordeling van pijnklachten in de letselschadepraktijk

Column 18 juni 2025
In de letselschadepraktijk worstelen artsen met pijn. Pijn is subjectief, moeilijk te meten en het toekennen van beperkingen aan pijn betekent mogelijk dat er grond is voor vergoeding van schade wegens verlies verdienvermogen, kosten huishoudelijke hulp en verlies zelfwerkzaamheid. Het slachtoffer moet bewijzen dat hij of zij schade heeft geleden. Mag je dan zomaar afgaan op zijn of haar woord als het gaat om (de ernst van de) pijn? Dit dilemma speelt niet alleen in de letselschadepraktijk, maar ook bij bijvoorbeeld de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en bij arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op basis van de sociale zekerheidswetgeving (WIA).

VR 2025/68 Deelgeschil. Racefietser ten val. Aansprakelijkheid gemeente als wegbeheerder.

Jurisprudentie

Op 28 mei 2023 is X met zijn racefiets ten val gekomen op een fietspad in Amersfoort. Het pad was afgezet met kabelmatten en een kabelgoot. Deze waren twee dagen eerder door de gemeente geplaatst om de stroomkabels te verbergen. X reed over de kabelgoot en verloor de controle waardoor hij viel. Dit resulteerde in een sleutelbeenbreuk en een hersenschudding. De val werd door omstanders gezien. Zij hebben hulp verleend en de ambulance gebeld. Foto's van de situatie tonen de kabelmatten en de kabelgoot op het fietspad. X verklaarde dat hij door de kabelgoot was gevallen en dat andere fietsers ook

VR 2025/67 Deelgeschil letselschade. Meerdere aanrijdingen en verzekeraars. Verzoeken onnodig en onterecht.

Jurisprudentie

De zaak draait om drie achterop-aanrijdingen waarbij verzoeker betrokken was. Bij het eerste ongeval op 29 april 2019 was Allianz betrokken als verzekeraar in het kader van de WAM en de SVI. Bij het tweede ongeval op 29 mei 2020 is Univé betrokken als WAM-verzekeraar en Allianz als SVI-verzekeraar. Bij het derde ongeval op 21 januari 2023 is Achmea betrokken als WAM-verzekeraar. Verzoeker claimde letsel na de ongevallen, maar de verzekeraars twijfelden aan de echtheid ervan en boden pragmatische regelingen aan. Medisch advies wees op verergering van klachten na de ongevallen, maar er waren ook

VR 2025/64 Aansprakelijkheid verkeersongeval. Beide partijen door rood gereden?

Jurisprudentie

Op de avond van 10 september 2022 vond er een verkeersongeval plaats. Beide bestuurders hadden een aanrijdingsformulier ingevuld. Eiser verklaarde dat hij door groen licht reed terwijl X had aangegeven dat hij linksaf sloeg. De politie heeft ter plaatse een rapport opgemaakt. Later heeft X schriftelijk verklaard dat hij mogelijk een verkeerde afslag nam, maar hij benadrukte dat hij door groen licht reed. Eiser heeft X aansprakelijk gesteld voor de schade. Univé, de WAM-verzekeraar van X, heeft de aansprakelijkheid afgewezen. Beide partijen hebben verklaard dat ze door groen licht reden, maar

VR 2025/63 Whiplash na ongeval. Deskundigenonderzoek. Beoordeling verschillende schadeposten.

Jurisprudentie

In deze zaak draait het om letselschade na een ongeval, waarbij de centrale vraag is welke beperkingen het gevolg zijn van het ongeval en in hoeverre X recht heeft op aanvullende schadevergoeding. Deze uitspraak is lezenswaardig voor wat betreft de beoordeling van de verschillende schadeposten. De verzekeringsarts concludeert dat X lijdt aan een Whiplash Associated Disorder (WAD II), met beperkingen in nek- en schoudergebruik en lichte beperkingen in sociaal en persoonlijk functioneren, die zonder het ongeval niet zouden zijn ontstaan. De arbeidsdeskundige stelt vast dat X gedeeltelijk

VR 2025/53 Duikongevallen bij zwemmen in recreatiegebieden:

Artikel
VR 2025-6-illu
Op een zomerse dag in juni 2020 dook een 16-jarige jongen het water van een recreatieplas in. Hij wist niet dat het water door langdurige droogte slechts 50 centimeter diep was. Bij de duik raakte hij met zijn hoofd de bodem, met als tragisch gevolg een hoge dwarslaesie, die zijn leven blijvend veranderde. Nederland telt talrijke recreatiegebieden waar zwemmen en watersportbeoefening populair zijn. Deze vormen van recreatie gaan soms gepaard met ongevallen, die ernstige en ingrijpende gevolgen kunnen hebben. Dit artikel beschouwt de rechtspraak omtrent de zorgplicht en aansprakelijkheid van terreinbeheerders bij duikongevallen in recreatiegebieden en de eigen verantwoordelijkheid van slachtoffers in het licht van het leerstuk eigen schuld. Voor de zorgplicht bij dergelijke ongevallen van toezichthouders, zoals een provincie, geldt een andere invulling van de zorgplicht. Die laatste zorgplicht laten wij in deze bijdrage buiten beschouwing. In dit artikel wordt eerst het juridisch kader rondom gevaarzetting uiteengezet, waarna twee in 2024 gedane uitspraken worden besproken. Tot slot wordt ingegaan op de lessen die deze rechtspraak biedt voor de letselschadepraktijk.

VR 2025/37 Over de fatbike en onuitvoerbare wensen van de Tweede Kamer

Column 15 april 2025
De fatbike mag al enige tijd genieten van politieke belangstelling. Al diverse keren is in de Tweede Kamer of tijdens commissievergaderingen gesproken over de fatbike als probleemvoertuig. Deze aandacht is ingegeven door verschillende overwegingen. Fatbikes blijken gemakkelijk op te voeren, waardoor zij harder kunnen rijden dan de voor elektrische fietsen toegestane maximumsnelheid van 25 km p/u. Ook kunnen zij worden voorzien van een gashendel, waardoor met het voertuig kan worden gereden zonder dat de gebruiker hoeft te trappen. Door die hogere snelheid of de gashendel is de betrokken fatbike verkeersrechtelijk een bromfiets, waarvoor een helmplicht en een minimumleeftijd van 16 jaar gelden. Door de hogere snelheid, in combinatie met het gewicht en de jeugdigheid van de gemiddelde gebruiker van een fatbike, zijn deze voertuigen een bijzondere bron van gevaren in het wegverkeer. Medici werkzaam in ziekenhuizen op de SEH maken melding van ernstige (hersen)letsels bij jeugdige gebruikers van fatbikes die betrokken zijn bij een verkeersongeval. Na het veroorzaken van een ongeval met een opgevoerde fatbike kan de vergoeding van toegebrachte schade problemen geven. Het ‘WAPpertje’ dekt deze vorm van schade niet, met als gevolg dat de jeugdige gebruiker en/of zijn/haar ouders aansprakelijk zijn voor de schade. Zeker als er sprake is van ernstige letsels gaat de vergoeding van die schade al gauw de gemiddelde draagkracht te boven, waardoor veroorzaker en slachtoffer van het verkeersongeval met financiële brokken worden geconfronteerd. Het gebruik van de fatbike en met name de mogelijkheid tot opvoeren daarvan moeten volgens menig politicus dus aan dikke banden worden gelegd.

VR 2025/32 Schadevergoeding. Opvolgende persoonlijke onderzoeken. Onrechtmatig verkregen bewijs.

Jurisprudentie

Op 29 september 2015 werd X van achteren aangereden door een auto. Aegon, de WAM-verzekeraar van de autobestuurder die X aanreed, had de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. X was vijf jaar lang in loondienst werkzaam als technisch adviseur c.q. rayonleider voordat hij in 2005 zelfstandig ondernemer in de spuitmachinebranche was geworden. Na het ongeval werkte hij ondanks medische beperkingen 15-20 uur per week. Anonieme tips over mogelijke fraude leidden niet tot onderzoek. In latere jaren ontving X leningen en waren er re-integratiepogingen. Er ontstonden financiële en medische

VR 2025/31 Tramongeval met voetganger. Aansprakelijkheid werkgever van trambestuurder.

Jurisprudentie

Op 15 december 2014 werd appellante als voetganger aangereden door een tram van HTM in Den Haag. Zij stak de tramrails over zonder te kijken. Ze raakte ernstig gewond en werd later volledig arbeidsongeschikt verklaard. HTM wees volledige aansprakelijkheid af, maar bood aan om 60% van de schade te vergoeden. Appellante weigerde dit aanbod. De trambestuurder verklaarde dat de tram niet op tijd kon stoppen en dat de voetganger waarschijnlijk door rood licht liep. Haar zicht werd mogelijk belemmerd door een paraplu. Deze feiten staan vast en worden in hoger beroep niet betwist. Eerder oordeelde de

VR 2025/23 Letselschade passagier bromscooter. Medeschuld. Bedrijfsregeling schuldloze derde. Eigen schuld.

Jurisprudentie

Eiser raakte bij een verkeersongeval betrokken als passagier van een bromscooter die in botsing kwam met een auto. Als gevolg van het ongeval liep hij ernstige verwondingen op. Hij stelde de minderjarige bromscooterbestuurder B, de moeder van B (tevens de eigenaar van de scooter) en het Waarborgfonds aansprakelijk voor zijn schade. Het Waarborgfonds wees de claim af en adviseerde hem zich te wenden tot de betrokken autobestuurder A. De WAM-verzekeraar van de auto, Allianz, erkende gedeeltelijke aansprakelijkheid, maar paste een eigen schuldpercentage van 50% toe. Eiser is het hier niet mee