Verkeersrecht 2023-12

Editie
VR2023-12-cover
Datum uitgave: 

VR 2023/137 Publieke opinie en verkeersstrafrecht

Artikel
VR2023-12_illu
Het is algemeen bekend dat de relatie tussen de publieke opinie en de strafrechtspleging vaak gespannen is. De publieke opinie is, als product van in de maatschappij levende opvattingen, nu eenmaal niet vrij van emoties en geestdriften, en dat botst nog wel eens met de rationele distantie die kenmerkend is voor de strafrechtspleging. Deze spanning treedt waarschijnlijk het meest duidelijk naar voren bij strafbare feiten in de sfeer van de zeden en die in het verkeer. Een substantieel deel van de Nederlanders (zo’n 70%) vindt dat de straffen die in Nederland worden opgelegd over het algemeen ‘te licht’ zijn, en verkeerszaken lenen zich er bij uitstek voor om dat (voor)oordeel te bevestigen. In de nasleep van een ernstig verkeersongeval ontstaat dan ook geregeld iets wat criminologen ‘morele paniek’ noemen: grote maatschappelijk verontwaardiging over een gebeurtenis (het verkeersongeval en de strafrechtelijke reactie daarop) dat als symptomatisch wordt beschouwd voor een grotere maatschappelijke misstand (lankmoedige rechters, een tekortschietend strafrecht), waardoor disproportionele aandacht voor dat incident ontstaat.

VR 2023/138 Openbare weg. Uitrit. Eigen terrein.

Jurisprudentie

De betrokkene is een sanctie opgelegd voor het parkeren van een aanhanger voor een uitrit. De vertegenwoordiger van de betrokkene voert aan dat de parkeerstrook en de voormalige aansluiting op het fietspad eigendom zijn van de betrokkene en dat zij deze grond kan afschermen en gebruiken zoals zij dat wenst; in dit geval voor het parkeren van voertuigen. De openbaarheid waar de vertegenwoordiger op duidt, is gebaseerd op openbaarheid in de zin van de Wegenwet. Het verschil in strekking maakt dat de uitleg van het begrip 'openbare weg' in de Wegenwet niet bepalend is voor de uitleg van het

VR 2023/139 Afslaan. Groen verkeerslicht. Tegemoetkomend verkeer.

Jurisprudentie

De betrokkene en de ambtenaar reden elkaar tegemoet. Zij kregen op een kruising tegelijk groen licht. Nu de verkeerslichten en verkeerstekens in dit geval niet aangeven wie voorrang heeft, geldt de verkeersregel van artikel 18, tweede lid, van het RVV 1990. Deze regel is niet onverenigbaar met het groen uitstralende verkeerslicht in dit geval. De betrokkene sloeg af naar links (lange bocht) en de ambtenaar rechtsaf (korte bocht). De betrokkene moest het voertuig van de ambtenaar daarom voor laten gaan.

VR 2023/140 Zwaar lichamelijk letsel door schuld? Black-out. Afwezigheid van alle schuld.

Jurisprudentie

Aan verdachte is ten laste gelegd dat door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor aan slachtoffer 1 en slachtoffer 2 (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, door met een door hem bestuurde personenauto, rijdende met een te hoge snelheid en terwijl hij hoge koorts had, een kruising rechtdoor over te steken, terwijl het in zijn richting en voor hem geldend verkeerslicht rood licht uitstraalde, dan wel (subsidiair) het zich zodanig gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt. Het primair tenlastegelegde aanmerkelijk onvoorzichtig rijden (art. 6 WVW 1994)

VR 2023/141 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Mate van schuld. Overschrijding doorgetrokken streep.

Jurisprudentie

De verdachte reed met de door hem bestuurde auto met overschrijding van de doorgetrokken streep op de voor hem linker weghelft en botste daardoor met de door hem bestuurde auto op een tegemoetkomende auto, met zwaar lichamelijk letsel van een inzittende van die tegemoetkomende auto als gevolg. De verdachte heeft zich, als bestuurder van een motorrijtuig, niet gehouden aan de verplichting om zoveel mogelijk rechts te houden op een niet-ongevaarlijke plaats en op een gevaarlijk moment, te weten ten tijde van het naderen van een tegenligger, die voor de verdachte in ieder geval enige tijd goed