buitengerechtelijke kosten

VR 2019/186 Procesrecht; deelgeschilbeschikking; kostenveroordeling; hoger beroep; tussenuitspraak; niet-ontvankelijk in cassatie.

Jurisprudentie
A is als bromfietser een aanrijding overkomen met een bestelwagen. C is de aansprakelijkheidsverzekeraar van de bestuurder (B) van de bestelwagen. In een deelgeschilprocedure heeft de rechtbank voor recht verklaard dat B en C aansprakelijk zijn voor de schade die A door het ongeval heeft geleden en heeft B en C veroordeeld in de kosten van het deelgeschil (art. 1019aa lid 1 Rv jo. 6:96 lid 2 BWW). In deze bodemprocedure hebben B en C een verklaring voor recht gevorderd dat zij niet aansprakelijk zijn voor de schade van A en zij hebben verlof gevorderd om tussentijds hoger beroep in te stellen

VR 2019/157 Bevoorschotting buitengerechtelijke kosten: niet voldaan aan redelijkheidstoets.

Jurisprudentie
Verzoeker, slachtoffer van een ongeval door een frontale aanrijding met een auto van een verzekerde van ASR, verzoekt bevoorschotting van de kosten. De rechtbank overweegt als volgt over de vraag of er sprake is van een deelgeschil en ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten (zie opgenomen fragmenten uit het vonnis):

VR 2019/156 Verkeersongeval; deelgeschil; buitengerechtelijke kosten deels afgewezen.

Jurisprudentie
In 2015 heeft een aanrijding plaatsgevonden waarbij drie voertuigen betrokken waren. Het middelste voertuig werd bestuurd door verzoeker die op dat moment stilstond voor een rood stoplicht. Hij werd aangereden door het voertuig achter hem, waardoor verzoeker tegen het voertuig dat voor hem stond aanbotste. Verweerster, WAM-verzekeraar van de schadeveroorzakende partij, heeft aansprakelijkheid voor het ongeval en de daaruit voor verzoeker voortvloeiende schade erkend. Verweerster heeft tweemaal een voorschot ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten gedaan: eenmaal € 6.500,- aan de vroegere

VR 2019/140 Letselschadezaak tegen verzekeraar; verzoeken gelaedeerdegeen fraude en verwijdering fraudemelding registers niet-ontvankelijk; materiële en immateriële schadevergoeding; kosten rechtsbijstand.

Jurisprudentie
In 2011 is verzoeker betrokken geraakt bij een ongeval. Toen hij op zijn brommer reed, is hij aangereden door een automobilist die uit een oprit kwam. De auto was verzekerd bij ASR. ASR heeft aansprakelijkheid erkend. Verzoeker heeft door het ongeval een beenbreuk opgelopen, waardoor blijvend beenlengteverschil is ontstaan. Verzoeker verzoekt dat de rechtbank (i) voor recht verklaart dat geen sprake is van door verzoeker jegens ASR gepleegde fraude en dat (ii) zij beslist dat ASR, indien zij melding van fraude heeft gedaan dan wel verzoeker heeft geregistreerd in haar eigen incidentenregister

VR 2019/74 Regres op veroorzaker schade, schadestaat envaststellingsovereenkomst.

Jurisprudentie
Geïntimeerde heeft op 13 januari 2013 als bestuurder van een voertuig een ongeval veroorzaakt. Bij het ongeval was ook het voertuig van de heer B betrokken. Ten tijde van het ongeval was ten aanzien van het voertuig bestuurd door geïntimeerde een aansprakelijkheidsverzekering van kracht bij verzekeraar Bovemij. De verzekeraar is aangesproken tot betaling van door B geleden schade. Namens B is een voorlopige schadestaat opgesteld met een totaal te vorderen bedrag van € 25.418,28. Enige maanden later is tussen de verzekeraar en B een vaststellingsovereenkomst gesloten. Op grond daarvan heeft de

VR 2019/46 Deelgeschil; eigen schuld (toepassing 'gordelkorting').

Jurisprudentie
Verzoeker is op 16 juli 2016 als automobilist aangereden door een bij NN verzekerde auto. NN heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Dit deelgeschil gaat voornamelijk over drie geschilpunten: a) Moet er wegens het niet-dragen van de gordel een zgn. eigen-schuld-aftrek plaatsvinden?b) Zo ja: moet die aftrek dan ook worden toegepast op de kosten van het deelgeschil?c) Is sprake van verlies aan verdienvermogen? Met betrekking tot (a) stelt verzoeker dat niet vaststaat dat het niet-dragen van de gordel van invloed is geweest op de aard en omvang van het ontstane letsel; volgens hem is

VR 2018/149 Deelgeschil; 'delay' bij kankerpatiënte leidt tot overlijden; hoogte smartengeld.

Jurisprudentie
In 2007 is bij X, de moeder van verzoekers, bij toeval een ruimte-innemend proces (rip) ontdekt. De behandelend uroloog heeft een afwachtend beleid gevoerd en op verschillende momenten CT-scans laten maken. In 2010 heeft hij haar uit de behandeling ontslagen. Nadat zij in 2013 opnieuw klachten kreeg, werd door een volgende neuroloog een tumor in de nier met uitzaaiingen geconstateerd. Hij heeft X meegedeeld dat zij ongeneeslijk ziek was. X was op dat moment 49 jaar oud. In 2014 is zij overleden. Tussen partijen staat vast, onder meer op basis van de conclusies van een gezamenlijk ingeschakelde

VR 2018/112 Letselschade; fraude? Verval van vergoedingsplicht?

Jurisprudentie
Eisers (samen rijdend op een scooter) zijn aangereden door een verzekerde van Allianz en hebben daarbij letsel opgelopen. Allianz heeft geweigerd de schade te vergoeden, omdat eisers zouden hebben geprobeerd ook schade te claimen die niet het gevolg kan zijn van het ongeval. Daarmee zou volgens Allianz sprake zijn van bedrog en daarmee van een onrechtmatige daad, althans zou de vergoedingsplicht van Allianz op grond van de redelijkheid en billijkheid moeten vervallen. Eisers betwisten dat sprake is (geweest) van opzettelijke misleiding. De rechtbank verwerpt het verweer van Allianz. Art. 7:941

VR 2018/61 Letselschade, schadebegroting.

Jurisprudentie
Appellant is in korte tijd tweemaal betrokken geweest bij een ongeval, waarbij hij als bestuurder van een personenauto is aangereden. In het eerste geval was de aansprakelijke partij verzekerd, in het tweede geval niet. De verzekeraar (voor het eerste geval) en het Waarborgfonds (voor het tweede geval) hebben schadevergoedingen betaald. Appellant heeft hogere bedragen gevorderd, met name ten aanzien van verlies van verdienvermogen. Zijn vorderingen zijn in eerste aanleg vrijwel integraal afgewezen. Het hof stelt voorop dat de schade moet worden begroot door middel van een vergelijking van de

VR 2017/85 Deelgeschil; causaal verband ongeval/klachten; De
Greef/Zwolsche Algemeene.

Jurisprudentie
Op 24 augustus 2008 was verzoekster als passagier betrokken bij een ongeval, waarbij de auto waarin zij zat van achteren werd aangereden door een auto die zo'n 60 km/u harder reeds (100 tegenover 160). Sinds het ongeval uit zij klachten. Er hebben verschillende tweezijdige expertises plaatsgevonden: door een neuroloog, een neuropsycholoog en een verzekeringsarts. De neuroloog en de neuropsycholoog kunnen geen verklaring geven voor de klachten, hoewel die wel consistent lijken te zijn. De neuropsycholoog ziet aanwijzingen voor onderpresteren. De verzekeringsarts neemt beperkingen in het