smartengeld

VR 2022/45 Ernstig letsel fietser na aanrijding met tractor. Hoogte smartengeld afhankelijk van aard en ernst letsel, aard aansprakelijkheid en bijzondere omstandigheden.

Jurisprudentie
Op 7 juli 2016 worden fietsster X en haar man Y van achteren geschept door een tractor met een maaibak aan de voorzijde. Y overlijdt ter plaatse en X wordt in comateuze toestand naar het ziekenhuis gebracht. X is zwaargewond en wordt tot en met 15 juli 2016 op de intensive care beademd. Nadat X uit haar coma ontwaakt, blijkt dat zij fysiek letsel en hersenletsel heeft geleden, waardoor cognitieve stoornissen zijn ontstaan. Pas rond 10 augustus 2016 wordt zij geïnformeerd over het overlijden van Y, maar het is onduidelijk of dit is binnengekomen. Van 12 augustus 2016 tot en met 1 februari 2017

VR 2021/83 Verzoek deskundigenonderzoek conform QALY-methode.

Jurisprudentie
A is in 2013 een bedrijfsongeval overkomen waarvoor een verzekerde van B aansprakelijk is. A en B verschillen van mening over de hoogte van de smartengeldvergoeding. A verzoekt dat professor X tot deskundige wordt benoemd om conform de zogeheten QALY-methode onderzoek te doen naar het letsel van A ten behoeve van de begroting van het smartengeld. Het hof oordeelt dat het verzoek niet ter zake dienend is. Het door A verzochte onderzoek betreft niet de vaststelling maar de waardering van omstandigheden die van belang zijn bij de vaststelling van de immateriële schadevergoeding. Het verzoek

VR 2021/63 Ernstig fietsongeval; begroting smartengeld.

Jurisprudentie
A (geboren in 1949) is op 17 mei 2012 een ernstig verkeersongeval overkomen. Zij nam als racefietser deel aan de Noorderrondrit toen zij moest uitwijken voor een tegemoetkomende tractorcombinatie. Zij is daarbij ten val gekomen, waarbij de tractorcombinatie over haar lichaam is gereden. Als gevolg hiervan heeft zij een hoge dwarslaesie opgelopen. Daarnaast was sprake van diverse andere breuken en een klaplong. A is rolstoelafhankelijk en hulp- en zorgbehoevend geworden. Na het ongeval zijn bovendien diverse complicaties opgetreden (o.a. problemen met urinewegen en de stoelgang). B is de WAM

VR 2021/02 Ontwikkelingen vergoeding immateriële schade in 2020

Artikel
VR 2021/2 Ontwikkelingen vergoeding immateriële schade in 2020 * Prof. mr. A.J. Verheij ** * Dit artikel is tevens gepubliceerd in de 26e druk van het Smartengeldboek, verschenen januari 2021, ISBN 978-90-830299-1-7. ** Hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder het verbintenissenrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hoofdredacteur Verkeersrecht. 1. Inleiding In 2020 wezen feitenrechters verschillende interessante uitspraken over smartengeld. Deze bijdrage doet daaruit een greep zonder de pretentie van volledigheid. In paragraaf 2 respectievelijk 3 worden enkele uitspraken over shock- en

VR 2020/39 Bedrijfsongeval; vermogensschade; aangepaste auto; smartengeld.

Jurisprudentie
X is in 2007 een ongeval overkomen toen zij in opdracht van haar werkgever Intercession schoonmaakwerkzaamheden verrichtte in de Stadsschouwburg in Heerlen. Tijdens haar werkzaamheden stond zij op een verlaagd plafond boven de schouwburgzaal. Zij is door dit plafond gezakt en vanaf 12 meter hoogte op de vloer van de zaal terechtgekomen. Als gevolg van het ongeval heeft X ernstig letsel opgelopen. In een eerdere procedure heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat Intercession aansprakelijk is voor de schade van X. De aansprakelijkheidsverzekeraar van Intercession, HDI, heeft als voorschot

VR 2019/182 Wettelijke rente over smartengeld wegens letsel

Artikel
VR 2019/182 Wettelijke rente over smartengeld wegens letsel Pleidooi voor een consistent uitgangspunt Mr. dr. M.R. Hebly * * Universitair docent bij de sectie Burgerlijk recht van de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze bijdrage bouwt in belangrijke mate voort op zijn proefschrift Schadevaststelling en tijd (Den Haag: Boom juridisch 2019), waarin de rol van de factor tijd bij vaststelling van schade centraal staat. Met dank aan Janou Kempkes voor onderzoeksassistentie ten behoeve van dit artikel. 1. Inleiding In deze bijdrage wordt bepleit dat de vaststelling van

VR 2019/192 Verkeersongeval; 68-jarige man; smartengeld; begroting kosten fysiotherapie.

Jurisprudentie
Op 9 september 2014 is eiser een verkeersongeval overkomen. Toen hij in zijn auto op een recht doorgaande weg reed, is hij in de linkerflank aangereden door een auto die bestuurd werd door X. De auto van X was verzekerd bij TVM. Eiser was ten tijde van het ongeval 68 jaar. Ten gevolge van dit ongeval heeft hij blijvend letsel aan zijn zenuwen opgelopen, waardoor hij 24 uur per dag pijn ervaart en hij levenslang is aangewezen op fysiotherapie. TVM heeft aansprakelijkheid voor het verkeersongeval erkend en heeft als voorschot op het smartengeld € 3.500 uitgekeerd. Eiser vordert TVM te

VR 2019/140 Letselschadezaak tegen verzekeraar; verzoeken gelaedeerdegeen fraude en verwijdering fraudemelding registers niet-ontvankelijk; materiële en immateriële schadevergoeding; kosten rechtsbijstand.

Jurisprudentie
In 2011 is verzoeker betrokken geraakt bij een ongeval. Toen hij op zijn brommer reed, is hij aangereden door een automobilist die uit een oprit kwam. De auto was verzekerd bij ASR. ASR heeft aansprakelijkheid erkend. Verzoeker heeft door het ongeval een beenbreuk opgelopen, waardoor blijvend beenlengteverschil is ontstaan. Verzoeker verzoekt dat de rechtbank (i) voor recht verklaart dat geen sprake is van door verzoeker jegens ASR gepleegde fraude en dat (ii) zij beslist dat ASR, indien zij melding van fraude heeft gedaan dan wel verzoeker heeft geregistreerd in haar eigen incidentenregister

VR 2019/105 Verkeersongeval; whiplashachtige klachten; verlies verdienvermogen, medische kosten, smartengeld en kosten NRL-rapport toegewezen.

Jurisprudentie
In 2003 is X met zijn auto betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Toen hij met zijn auto voor een rood verkeerslicht stond te wachten, is een verzekerde van London achterop de auto van X gereden. Ten tijde van het ongeval was X een succesvol ondernemer op het gebied van grond-, weg- en waterbouw. Na het ongeval heeft hij verschillende whiplashachtige klachten en psychische klachten ervaren. X is (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geworden en de omzet van zijn onderneming is teruggelopen. Hij vordert onder meer London te veroordelen tot betaling van de schade wegens verlies verdienvermogen

VR 2019/104 Postwhiplashsyndroom na verkeersongeval in 1999; schadebegroting; onrechtmatige schadeafhandeling; immateriële schadevergoeding.

Jurisprudentie
In 1999 heeft een verzekerde van Aegon de auto waarin appellant en zijn echtgenote zaten van achteren aangereden. In 2002 heeft appellant (na toename van zijn klachten) Aegon aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval. Ten tijde van het ongeval was appellant werkzaam op de boerderij van zijn ouders. In 2003 heeft appellant een deel van de boerderij overgenomen en is deze onderneming ingebracht in een vof, waarvan zijn echtgenote medevennoot is geworden. In 2004 is de opzet van het boerderijbedrijf gewijzigd, zodat (meer) machinaal werken