Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Jurisprudentie
De verdachte is met de door hem bestuurde personenauto een vrachtwagen met mest gaan inhalen en heeft daarbij de maximumsnelheid overschreden. Vrees om stank van mest in kleding te krijgen levert geen noodtoestand op.
Jurisprudentie
Verdachte is met overschrijding van de maximumsnelheid de oversteekplaats voor fietsers genaderd. Verdachte heeft bij het naderen van de in zijn richting gelegen oversteekplaats voor fietsers de snelheid van de door hem bestuurde motorfiets niet zodanig aangepast dat hij deze tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg voor hem te overzien was. Het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt komt er in de kern op neer dat hij een snelheidsovertreding heeft begaan. Daarbij gaat het om een overschrijding van de toegestane snelheid die zodanig is dat deze - los van de
Jurisprudentie
Rijden door rood verkeerslicht? De gegevens in de databalk op de foto's zijn slecht leesbaar, de gegevens in de daaronder opgenomen gegevensbalk wijken af van de gegevens in de databalk (voor zover leesbaar) en de gegevens in het zaakoverzicht van het CJIB (het resultaat van de administratieve verwerking van de digitale registratie) wijken ook weer af van deze gegevens. Derhalve is niet komen vast te staan dat de betrokkene niet heeft gestopt voor een rood verkeerslicht.
Jurisprudentie
Kennelijk heeft de verbalisant de buschauffeurs gewaarschuwd en vervolgens, nadat de bussen vijftig meter verder zijn gereden, twee sancties opgelegd aan de kentekenhouder. Naar het oordeel van het hof is niet goed voorstelbaar waarom in dit geval de sancties niet konden worden opgelegd aan de bestuurders van de bussen. De verbalisant heeft hierover geen opheldering gegeven, ook niet na een uitdrukkelijk verzoek van de officier van justitie daartoe. Nu de sancties met toepassing van artikel 5 van de Wahv zijn opgelegd aan de kentekenhouder, terwijl er een reële mogelijkheid bestond om de
Jurisprudentie
Door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen, terwijl aannemelijk is dat er een reële mogelijkheid bestond om de sanctie aan de bestuurder op te leggen, is gehandeld in strijd met artikel 5 van de Wahv. Dat moet leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking.
Jurisprudentie
In zijn algemeenheid mag de eis worden gesteld dat uit de in het zaakoverzicht opgenomen verklaring blijkt dat de verbalisant zijn wetenschap dat de gedraging is verricht ontleent aan camerabeelden. Indien er een foto van de gedraging is, dient deze te behoren tot de stukken van het dossier. Aan het verzoek van de gemachtigde om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken is in administratief beroep geen gevolg gegeven. Die stukken waren ook niet alle aanwezig in het dossier zoals dat bij de rechtbank ter inzage heeft gelegen. Onder die omstandigheden kan aan het niet voeren van
Jurisprudentie
De buitengewoon opsporingsambtenaar was louter in relatie tot de openbare orde bevoegd op te treden ter zake van gedragingen in strijd met een geslotenverklaring. Uit het verkeersbesluit blijkt niet dat argumenten ontleend aan de 'openbare orde' grondslag voor de onderhavige geslotenverklaring hebben geboden. Het verbaliserende optreden van de hier betrokken boa had geen relatie met de openbare orde. Bij die stand van zaken blijkt niet dat deze sanctie door een daartoe bevoegde verbalisant is opgelegd.
Jurisprudentie
Het hof heeft in navolging van bestendige rechtspraak van de hoogste bestuursrechters bij arrest van 3 maart 2017 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats
ECLI:NL:GHARL:2017:1777) geoordeeld dat sprake is van schending van de redelijke termijn van berechting wanneer de procedure in eerste aanleg - inclusief het administratief beroep - langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege het bestuursorgaan jegens de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. Voor
Jurisprudentie
Anders dan het hof eerder heeft overwogen, kan uit artikel 14, tweede lid, van de Wahv en de totstandkomingsgeschiedenis daarvan of het in artikel 6 van het EVRM besloten liggende recht tot toegang tot de rechter, niet worden afgeleid dat artikel 14, tweede lid, van de Wahv van overeenkomstige toepassing dient te worden geacht voor de situatie dat de kantonrechter het beroep op een andere grond dan de in dat tweede lid genoemde grond niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Jurisprudentie
De bevoegdheid van de boa om te handhaven op gedragingen in strijd met een geslotenverklaring (C-bord) is begrensd tot situaties die gerelateerd kunnen worden aan de openbare orde. De geslotenverklaring is uitgevaardigd uit het oogpunt van leefbaarheid. Verwacht wordt dat de geluidsoverlast en de concentratie van fijnstof in de lucht ermee worden verminderd. Onder het openbare orde-criterium in de Beleidsregels boa vallen ook maatregelen die zijn genomen ter verbetering van de leefbaarheid (vgl. het arrest van 14 juni 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats
ECLI:NL:GHARL:2018:5537)