Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

VR 2018/84 Administratieve sanctie. Aankondiging van beschikking.Vergissing in bedrag.

Jurisprudentie
De onjuistheid van het bedrag in de aankondiging van beschikking leidt niet tot het oordeel dat de inleidende beschikking vernietigd dient te worden. De aankondiging van beschikking dient enkel als kennisgeving. Door de uitreiking van een aankondiging van beschikking wordt een betrokkene alvast op de hoogte gesteld van de hem verweten gedraging en van het feit dat hij op korte termijn een inleidende beschikking krijgt toegezonden. Nu de inleidende beschikking geen onjuistheden bevat, is de ontstane verwarring niet van dien aard dat de betrokkene in enig rechtens te respecteren belang is

VR 2018/81 Schending hoorplicht. Geel verkeerslicht. Tijdig kunnen stoppen?

Jurisprudentie
Door te oordelen dat de officier van justitie van het horen mag afzien wanneer een inleidende beschikking voldoende informatie bevat, heeft de kantonrechter een uitzonderingsgrond toegepast die de wet niet kent.Indien een driekleurig verkeerslicht geel licht uitstraalt, houdt dit in beginsel in dat moet worden gestopt. Slechts indien men het verkeerslicht zo dicht genaderd is dat stoppen niet meer mogelijk is, mag men doorrijden. Daarbij dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat de duur van de geellichtfase lang genoeg is om dat voertuig op verantwoorde wijze tijdig tot stilstand te

VR 2018/60 Tweede Pinksterdag. Parkeren. Onderbord.

Jurisprudentie
Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Naar het oordeel van het hof blijkt niet dat de tekst op het onderbord ("Ma t/m Vrij 9 - 17h. Max. 2h") de werking van het bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats) op een feestdag opheft. Dat er op Tweede Pinksterdag een zondagstarief geldt, betekent niet dat een (onder)bord als het onderhavige zijn werking verliest.

VR 2018/22 Snelheidsovertreding. Verkeersregelaar. Aanwijzing.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (30 km/h) met 19 km/h”. De betrokkene ontkent niet de gedraging te hebben verricht. Hij stelt zich op het standpunt dat hij op instructie van een wegwerker, die in de hoedanigheid van verkeersregelaar optrad, de overtreding heeft begaan. Voor zover het verweer van de betrokkene moet worden opgevat als een beroep op het van hoofdstuk IV van het RVV 1990 deel uitmakende artikel 84 (inhoudende: "Aanwijzingen gaan boven verkeerstekens en

VR 2018/17 Proceskosten. Wegingsfactoren.

Jurisprudentie
Bepaling hoogte proceskostenvergoeding. Het antwoord op de vraag welke wegingsfactor moet worden toegepast, is afhankelijk van het gewicht van de zaak. Het begrip 'gewicht van de zaak' dient te worden opgevat als het belang en de ingewikkeldheid van de in administratief beroep of in de (hoger) beroepsfase als geheel voorliggende geschilpunten, zonder verdere differentiatie naar de ontwikkeling van het geschil in de betreffende fase van de procedure. De tekst van (de bijlage bij) het Besluit proceskosten bestuursrecht noch de toelichting ervan biedt een aanknopingspunt om binnen een fase in de

VR 2018/15 Parkeren voor uitrit. Gevaar of hinder veroorzaken. Discretionaire bevoegdheid verbalisant. Zwaarder feit.

Jurisprudentie
De verbalisant heeft een sanctie opgelegd voor de gedraging "voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd", gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Alhoewel uit de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal blijkt dat door de gedraging (ook) hinder is ontstaan en gevaar kon worden veroorzaakt, heeft de verbalisant naar het oordeel van het hof in dit geval ten onrechte gekozen voor het opleggen van een sanctie voor deze gedraging. Weliswaar heeft de verbalisant een discretionaire bevoegdheid

VR 2018/04 Geen proces-verbaal zitting. Toezending stukken.

Jurisprudentie
De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep met betrekking tot de beslissing van de kantonrechter onder meer aangevoerd dat in strijd met artikel 13, derde lid, van de WAHV geen proces-verbaal van het ter zitting verhandelde is opgemaakt.Uit het derde lid van artikel 13 WAHV, in verband met het tweede lid van evengenoemd artikel en met artikel 12 van die wet, moet worden afgeleid dat van iedere zitting die krachtens de WAHV wordt gehouden, een proces-verbaal behoort te worden opgemaakt, behelzende de zakelijke inhoud van de aldaar afgelegde verklaringen en van hetgeen verder op de

VR 2018/03 Kentekenaansprakelijkheid. Zekerheid. Gemachtigde.Draagkrachtverweer.

Jurisprudentie
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, van de WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld. De gemachtigde van de betrokkene, ten tijde van de gedraging de bestuurder van het voertuig, voert in hoger beroep aan dat de sanctie ten onrechte is opgelegd. Voorts stelt de gemachtigde dat het bedrag van de sanctie tijdig is betaald. Artikel 5 van de WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig

VR 2018/02 Verkeerscontrole. Rijbewijs ter inzage afgeven.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven”. Op basis van het gestelde in artikel 160 lid 4 WVW 1994 zijn ambtenaren van politie bevoegd voertuigen staande te houden ter controle van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften. Uit hetgeen de verbalisanten hebben gerelateerd blijkt dat zij bezig waren met een controle op de juiste naleving van de feiten gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet. De staandehouding was dus niet

VR 2017/159 Snelheidsovertreding. Bewijs. Trajectcontrole.

Jurisprudentie
De kantonrechter heeft blijkens zijn overwegingen zijn oordeel mede gebaseerd op hem ambtshalve bekende gegevens en aldus op informatie die geen deel uitmaakt van het dossier. Nu de bij de kantonrechter bekende gegevens omtrent de bebording ter plaatse niet zijn aan te merken als feiten van algemene bekendheid, had de kantonrechter deze gegevens niet aan zijn beslissing ten grondslag mogen leggen.De onderhavige snelheidsovertreding is geconstateerd door middel van een trajectcontrole op de autosnelweg A4. In afwijking van de reguliere maximumsnelheid op autosnelwegen zou op het betreffende