Zoeken

17 resultaten gevonden

  1. VR 2022/01 Hoger beroep in de deelgeschilprocedure: beperkt, maar niet onmogelijk

    Artikel
    VR 2022/1 Hoger beroep in de deelgeschilprocedure: beperkt, maar niet onmogelijk Mr. A.F. Collignon * * Advocaat bij Legaltree Advocaten. 1. Inleiding Hoger beroep tegen een beschikking in een deelgeschil is alleen mogelijk bij een beslissing over de materiele rechtsverhouding of wanneer sprake is van één van de in de jurisprudentie ontwikkelde doorbrekingsgronden. De reden hiervoor is dat de deelgeschilprocedure in het leven is geroepen om het buitengerechtelijk onderhandelingsproces te bevorderen, waarbij partijen een eenvoudige en snelle toegang krijgen tot de rechter indien het
  2. VR 2022/093 Naar betere praktische hanteerbaarheid van de opzetclausule

    Artikel
    Ter inleiding is een korte schets van de problematiek rond de opzetclausule wellicht welkom. Bij aansprakelijkheidsverzekeringen sluit de opzetclausule opzet van de verzekerde van dekking uit en het gaat er om hierbij een goed evenwicht te vinden tussen de belangen van verzekeraars, verzekerden (daders) en slachtoffers. Te bedenken valt dat de uitkering van de verzekeraar niet zelden het enige substantiële vermogensbestanddeel is waarover de dader beschikt. Er rijzen vragen als: moet onder opzet ook voorwaardelijk opzet vallen? Moet bepaald worden dat het opzet gericht dient te zijn zowel op de gedraging als op het gevolg daarvan of alleen op de gedraging? Moet de opzetclausule beperkt zijn tot het geval dat het opzet van de dader (de verzekerde) precies was gericht op het ingetreden feitelijk gevolg (zodat daarbuiten geen dekking bestaat), of moet de dekking ruimer zijn en ook het geval bestrijken dat het opzet van de dader was gericht op niet nader gespecificeerde gevolgen van vergelijkbare ernst? Denk bijv. aan de voorshands onduidelijke, uiteenlopende gevolgen die lukraak gerichte trappen tegen het lichaam kunnen hebben. Het is meermalen voorgekomen dat een opzetclausule in de rechtspraak anders werd uitgelegd dan verzekeraars bedoeld hadden. Dan kwam er een nieuw model opzetclausule om hun bedoeling te verduidelijken.
  3. VR 2022/094 Bewijs(perikelen) in letselschadeprocedures

    Artikel
    Er wordt wel eens gezegd: “het gaat er niet om of je gelijk hebt, maar of je gelijk krijgt”. In een procedure hangt dit al dan niet gelijk krijgen vaak in belangrijke mate af van bewijsrechtelijke aspecten. Op wie rust de bewijslast, en daarmee het bewijsrisico?1) Zijn er argumenten om de bewijslast om te keren of althans de partij op wie de bewijslast rust hierin tegemoet te komen? Welke bewijsmiddelen zijn er beschikbaar? Maar ook: welke informatie is er reeds in het geding gebracht, welke feiten staan (als onvoldoende betwist) vast of worden door de rechter voorshands als vaststaand aangenomen op grond van hetgeen al is gebleken, met andere woorden: wie is “aan zet”? En zo zijn er nog vele andere kwesties op het terrein van het bewijsrecht te noemen die van invloed zijn op de uitkomst van een procedure, waaronder niet in de laatste plaats de waardering van het voorhanden bewijs door de rechter.2) Buiten kijf staat hoe dan ook dat de uitkomst van een procedure in grote mate afhankelijk is van bewijsrechtelijke aspecten, in brede zin. Oftewel, in de woorden van dé eminence grise op het gebied van het bewijsrecht, Daan Asser: “Stellen, betwisten en bewijzen vormen de kern van het procederen”.3) Over het bewijsrecht, en zeker ook over de toepassing van het bewijsrecht in letselschadezaken, valt veel te zeggen en te schrijven. In deze bijdrage beperk ik mij tot drie aspecten. Allereerst bespreek ik de vraag wat bewijzen eigenlijk is. Daarna ga ik in op enkele perikelen rond het bewijs van causaal verband – omdat het bewijs hiervan in letselschadezaken vaak het springende punt is – en enkele actuele ontwikkelingen in verband hiermee bij (vermeende) beroepsziekten. Tot slot komt de toepassing van het bewijsrecht in het kader van de schadebegroting aan de orde. Maar voordat ik aan deze drie kwesties toekom, eerst een enkel woord over het “speelveld” van het bewijsrecht, oftewel de vraag: wanneer is bewijzen aan de orde en wat is onderwerp van bewijslevering?
  4. VR 2022/127 Dent v. NFL: een Amerikaanse massaschadezaak in vele bedrijven

    Artikel
    American football, de meest populaire sport in de Verenigde Staten, is geen fijnzinnige sport. Het heeft voor een met de sport onbekende waarnemer op het eerste gezicht veel weg van een ouderwetse Middeleeuwse veldslag waarbij het territorium van de tegenstander moet worden veroverd. Het spel heeft een uitermate fysiek karakter. Spelers lopen dan ook een aanzienlijk risico op blessures. Het aantal hersenschuddingen is elk seizoen groot. Er zijn wetenschappelijke studies die stellen dat het beoefenen van American football het risico op neurologische problemen, hersenziektes en zelfs voortijdig sterven vergroot. Om geblesseerde spelers zo snel mogelijk weer wedstrijdfit te krijgen, zowel tijdens als na de wedstrijd, wordt veelvuldig gebruik gemaakt van allerlei (zware) pijnstillers. De afgelopen decennia hebben veel football-spelers zowel tijdens als na hun loopbaan met allerhande fysieke problemen te maken gekregen, die zij toeschrijven aan overvloedig medicijngebruik tijdens hun loopbaan en waarvoor zij hun clubs en de National Football League (NFL), de organisator van de competitie, verantwoordelijk houden. Een groot aantal spelers heeft vervolgens hun belangen gebundeld en heeft als collectief claims ingediend (een 'class action') tegen zowel hun clubs als de NFL. In dit artikel beschrijf ik de lotgevallen van de na acht jaar nog steeds lopende massaschadeclaim van spelers tegen de NFL, in rechte bekend staand als Dent vs. NFL. Aan deze zaak heb ik een zeer bescheiden bijdrage mogen leveren, waarbij ik een fascinerende blik in de keuken van een massaschadeclaim kreeg. In hoofdstuk 1 geef ik ter introductie enige achtergrond bij de sport zelf. Hoofdstuk 2 introduceert de dramatis personae, waarna in hoofdstuk 3 de procedurele vorm van de rechtszaak aan de orde komt. Hoofdstuk 4 gaat in op de risico's van het spel, waarna ik in hoofdstuk 5 de verwijten bespreek die de ex-spelers in deze zaak aan de NFL maken. Hoofdstuk 6 besteedt aandacht aan de lange en moeizame tocht van de zaak langs federale rechtbanken en gerechtshoven, waarna in hoofdstuk 7 enkele slotopmerkingen volgen.
  5. VR 2022/128 De toekomst van de fiscale schade binnen de letselschade-uitkering

    Artikel
    Sinds 2017 gaat de Belastingdienst bij de heffing in box III uit van een forfaitair rendement op het vermogen. Daarnaast wordt uitgegaan van een vaste verdeling van het vermogen dat gespaard en belegd wordt. Naarmate dit vermogen hoger is, stelt de Belastingdienst dat een groter gedeelte belegd wordt. Het beleggingsrendement waarmee gerekend wordt, ligt hierbij aanzienlijk hoger dan het spaarrendement. Voor welk rendement een belastingplichtige aangeslagen wordt ligt daarmee dus op voorhand al vast. Met de extreem lage spaarrente van de laatste jaren zijn veel belastingbetalers in opstand gekomen. De diverse rechtszaken die zijn aangespannen, hadden lange tijd niet het gewenste resultaat, totdat op 1 november vorig jaar Advocaat-Generaal Niessen met een belangrijk advies kwam. Hij adviseerde de Hoge Raad om niet uit te gaan van een vaststaande vermogensmix waarbij op voorhand vastligt welk deel van het vermogen belegd wordt en welk deel gespaard. De Hoge Raad heeft dit advies overgenomen en kwam op 24 december 2021 tot het befaamde ‘kerstarrest’. In dit artikel wordt uitgebreid stilgestaan bij deze uitspraak. Daarnaast worden de implicaties van deze uitspraak voor de toekomstige heffing in box III besproken en, meer in het bijzonder, de (mogelijke) gevolgen van deze uitspraak voor de hoogte van de fiscale schade binnen een letselschade-uitkering.
  6. VR 2022/141 Bewijs in letselschadezaken bezien vanuit de positie van de rechter

    Artikel
    De rechter komt pas in zicht als partijen er onderling niet uitkomen. Vaak zijn er dan al vele jaren verstreken na het incident dat tot schade heeft geleid. En als dan een vordering wordt ingediend (door gelaedeerde) dan komt het aan op de onderbouwing met feiten (en omstandigheden) die de grondslag van de vordering kunnen dragen. Het verloop van de tijd werkt overigens in het nadeel van beide partijen: stukken kunnen zijn zoekgeraakt, namen van andere betrokkenen zijn niet te achterhalen of getuigen weten niet meer zo goed wat er heeft plaatsgevonden. De kunst is natuurlijk voor partijen die zich nog in de voorfase van een gerechtelijke procedure bevinden, de feiten en omstandigheden rondom het incident ‘veilig te stellen’ voor het geval zij er niet uit komen en zij zich – in de toekomst – tot de rechter moeten wenden. Los van de (informele) mogelijkheid dat partijen zelf schriftelijke verklaringen vragen van personen die bij het incident waren betrokken, biedt de wet ook mogelijkheden hiertoe zoals het voorlopig getuigenverhoor. Als er problemen worden voorzien ten aanzien van het causaal verband tussen het incident en de schade, kan een voorlopig deskundigenbericht uitkomst bieden (naast natuurlijk de mogelijkheid dat de gelaedeerde zelf een medisch advies inwint5), dan wel dat partijen dat gezamenlijk doen). In bodemzaken zijn de letselschadedossiers vaak al vele, vele jaren oud, hetgeen de feitenvergaring bemoeilijkt als hierop niet goed is geanticipeerd. Voor partijen én de rechter die de zaak behandelt is dat ook frustrerend, want er moet recht worden gedaan en de rechter wil op basis van de werkelijke, vaststaande feiten een uitspraak kunnen doen. Alleen dan kan een rechtvaardige uitkomst worden bereikt, die door partijen wordt geaccepteerd. Daarom is het belangrijk dat zowel eiser als gedaagde die feiten goed kunnen presenteren: hoe dichter bij de werkelijkheid (‘de waarheid’), hoe groter de kans op acceptatie van het (Salomons)oordeel van de rechter.
  7. VR 2022/162 Uitvaartkosten bij onrechtmatige daad

    Artikel
    Wanneer een dierbare door de schuld van een ander komt te overlijden, kunnen diens nabestaanden op grond van artikel 6:108 lid 2 BW aanspraak maken op vergoeding van de kosten van lijkbezorging. Daarvoor is natuurlijk wel noodzakelijk dat aansprakelijkheid gevestigd kan worden. Het heeft in zekere zin iets vreemds dat deze kosten verhaalbaar zijn, zeker als het om een slachtoffer op leeftijd gaat. Het gaat hier immers om kosten die nabestaanden op enig moment altijd zullen moeten gaan dragen, tenzij de overledene een uitvaartverzekering heeft afgesloten. Het werd echter altijd al als te wrang en ook onbillijk ervaren als degene die verantwoordelijk is voor het overlijden, deze kosten niet zou vergoeden. Vandaar dat dit in de wet is verankerd, zonder enig onderscheid te maken, bijvoorbeeld naar leeftijd. Helaas, maar ook wel begrijpelijk is over dit onderwerp vrij weinig geschreven. De meeste handboeken wijden er slechts een korte paragraaf aan. En voor zover ik weet is over het onderwerp slechts tweemaal een artikel verschenen.
  8. VR 2022/163 Toezicht op en in het strafproces

    Artikel
    In de Senaatszaal van de Groningse universiteit hangt een groot aantal geschilderde portretten van oud-hoogleraren van de Groningse universiteit, waaronder het portret van mijn oude leermeester, prof. Th. W. van Veen, die tot 1987 hoogleraar straf- en strafprocesrecht was. Ikzelf heb ook nog onder professor Van Veen gewerkt en daarvóór van hem les gehad. Zijn colleges leverden allerlei wijsheden op waarvan ik nu nog denk te profiteren. Eén van die wijsheden gaat over het verschil tussen opsporing en controle, of toezicht. Politieambtenaren beschikken vaak over beide soorten bevoegdheden, bijvoorbeeld op grond van de Wegenverkeerswet: dan mogen zij in het kader van toezicht op de handhaving van de verkeerswetgeving een bestuurder staande houden, om zijn papieren vragen en het voertuig aan een controle onderwerpen. Veel van die bevoegdheden lijken op de opsporingsbevoegdheden die dezelfde politieman of -vrouw ook mag uitoefenen en die uiteindelijk samen dienen ter handhaving van het verkeersrecht. Maar er is een wezenlijk verschil tussen toezicht en opsporing, aldus professor Van Veen in een van zijn colleges: opsporing gaat er vanuit dat de mensen het fout doen, ze zijn verdachten, terwijl bij toezicht er juist van wordt uitgegaan dat de burgers het goed doen. En het toezicht heeft als functie om de burgers ook het gevoel te geven dat ze het goed doen. Idealiter vinden mensen het plezierig om onderworpen te worden aan een controle, bijvoorbeeld in het verkeer. De bestuurder voelt zich prettig omdat hij inderdaad de verplichte autogordel draagt en, als hij moet blazen voor de controle op alcohol, voelt hij zich helemaal okay, omdat hij, de bob zijnde, niet heeft gedronken. Toezicht bevestigt zodoende de norm, draagt daardoor bij aan de naleving ervan, en voorkomt normoverschrijdend gedrag oftewel werkt generaal preventief. Om die functies te kunnen vervullen, moet wel aan een paar basisvoorwaarden worden voldaan: toezicht moet geregeld plaatsvinden en moet liefst ook zichtbaar zijn voor de rechtsgenoten. Aldus Van Veen.
  9. VR 2022/177 Compensatie voor gemist zwart werk binnen het aansprakelijkheidsrecht? Een tussenstand

    Artikel
    Eerder stelden wij ons in het PIV Bulletin van maart 20201) de vraag of het eigenlijk wel logisch is om binnen het aansprakelijkheidsrecht te compenseren voor gemist zwart werk. Wij beantwoordden deze vraag ontkennend, én riepen op tot discussie op dit punt. Die discussie is er gekomen, zowel in de literatuur2) als ten overstaan van de rechter, zo is gebleken. Ook in de door ons verzorgde parallelsessies op het PPS Congres van 30 september 2022 heeft deze discussie plaatsgevonden, waarbij de meningen verdeeld waren. In dit artikel schetsen we eerst het te bespreken vraagstuk. Vervolgens zetten wij de relevante literatuur en jurisprudentie op een rij en schetsen we de 'tussenstand' van deze discussie. Het is nog wachten op een eventuele principiële uitspraak van de Hoge Raad, maar inmiddels heeft het Hof Den Haag zich wel uitgesproken een recent arrest d.d. 15 november 2022 (opgenomen in deze aflevering onder nummer VR 2022/184). In dit arrest komen nagenoeg alle argumenten voor en tegen vergoeding van zwart werk aan de orde en worden de bezwaren van de verzekeraar in kwestie hiertegen uiteindelijk afgewezen. Bij deze argumenten voor en tegen vergoeding van gemist zwart werk binnen het aansprakelijkheidsrecht zullen wij in het onderstaande stilstaan, waarna we aangeven dat en waarom wij menen dat de 'oude' lijn in de rechtspraak aan verandering toe is. Voor vergoeding van gemist zwart werk is in onze visie geen plaats binnen het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht.
  10. VR 2022/178 Frictie tussen bestuursrecht en strafrecht:

    Artikel
    De Wvw 1994 wordt vooral strafrechtelijk, maar ook voor een deel bestuursrechtelijk gehandhaafd. De oplegging van een onderzoek naar de rijvaardigheid of -geschiktheid is een voorbeeld van een bestuursrechtelijke handhavingsmodaliteit. De naleving van de schorsing van het rijbewijs tijdens dat onderzoek wordt echter weer strafrechtelijk gehandhaafd. Dat er dan frictie kan ontstaan blijkt uit de in deze bijdrage te bespreken uitspraak van de Afdeling Rechtspraak (de Afdeling) van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:243.
  11. VR 2022/18 De overeenkomst van personenvervoer

    Artikel
    VR 2022/18 De overeenkomst van personenvervoer Prof. mr. M.H. Claringbould * * Em. hoogleraar Zeerecht Universiteit Leiden en Of Counsel bij Van Traa Advocaten te Rotterdam. 1. Inleiding In deze bijdrage 1) staat de vraag centraal wanneer er sprake is van een overeenkomst van personenvervoer. Zoals ik in par. 5, 6 en 7 signaleer, kan dat tot verrassende inzichten leiden. De vraag of sprake is van een overeenkomst van personenvervoer is relevant voor de toepasselijkheid van dwingendrechtelijke bepalingen die afwijken van het 'reguliere' aansprakelijkheidsrecht, soms met vergaande consequenties
  12. VR 2022/33 Nieuwe EU-richtlijn motorrijtuigverzekering een feit, quo vadis na 50 jaar?

    Artikel
    VR 2022/33 Nieuwe EU-richtlijn motorrijtuigverzekering een feit, quo vadis na 50 jaar? J.J. Smits MSc * * Senior beleidsmedewerker voor Waarborgfonds Motorverkeer / Nederlands Bureau en Vereende verzekeringen; schrijft op persoonlijke titel. 1. Inleiding Op 2 december jl. is de vernieuwde (=zesde 1)) EU-richtlijn motorrijtuigverzekeringen (EU 2021/2118) door de Europese Commissie gepubliceerd en is 20 dagen later, op 22 december 2021, in werking getreden. Deze richtlijn is tegenwoordig de basis voor de Nederlandse Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) en daarmee belangrijk
  13. VR 2022/51 Naar een strengere aanpak van rijden onder invloed – op de juiste weg?

    Artikel
    VR 2022/51 Naar een strengere aanpak van rijden onder invloed – op de juiste weg? Mr. E.R. Rensen * * Medewerker bij het Wetenschappelijk Bureau (sectie straf) van de Hoge Raad der Nederlanden. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel. Inleiding Rijden onder invloed van alcohol is een terugkerend thema in de politiek als het gaat om het verbeteren van de verkeersveiligheid. 1) Hoeveel invloed alcohol heeft op het aantal ongevallen in het verkeer, is niet exact vast te stellen. 2) Naar schatting leidde rijden onder invloed van alcohol in 2015 tot een aantal van 75 tot 140 verkeersdoden
  14. VR 2022/63 30 km/uur binnen de bebouwde kom

    Artikel
    VR 2022/63 30 km/uur binnen de bebouwde kom achtergrond, juridische aspecten en effecten Dr. ir. Wendy Weijermars, Ing. Ester Negenman en Hillie Talens * * Respectievelijk hoofd van de afdeling Infrastructuur en Verkeer bij SWOV, senior adviseur verkeersveiligheid bij Rijkswaterstaat en projectmanager bij CROW. In de media en politiek is de laatste tijd veel aandacht voor het onderwerp '30 km/uur binnen de bebouwde kom'. Verschillende gemeenten, waaronder Amsterdam en Utrecht, zetten al stappen om meer 30 km/uur wegen te realiseren binnen hun gemeente. Ook internationaal is er aandacht voor
  15. VR 2022/64 Nieuwe hoofdwegen door het verkeersrecht

    Artikel
    VR 2022/64 Nieuwe hoofdwegen door het verkeersrecht Bespreking van A.E. Harteveld en R. Robroek, Hoofdwegen door het verkeersrecht 1) H.D. Wolswijk * * Hoogleraar straf(proces)recht Rijksuniversiteit Groningen, redacteur Verkeersrecht. 1. Inleiding Vorig jaar verscheen de zevende druk van Hoofdwegen door het verkeersrecht. Het boek verschijnt niet langer in de serie Studiepockets, maar als een zelfstandige uitgave. Deze zevende druk is opnieuw verzorgd door Harteveld en Robroek, waarmee het boek in zeer deskundige handen is gebleven. Er was alle aanleiding voor een nieuwe druk (de vorige
  16. VR 2022/77 NAAR NUL

    Artikel
    Nederland heeft binnen Europa jarenlang een leidende positie ingenomen op het gebied van verkeersveiligheid. Deze positie is Nederland inmiddels kwijt: Nederland scoorde in 2020 met 35 verkeersdoden per miljoen inwoners “gemiddeld” binnen de EU. In 2021 was het iets beter met 33 verkeersdoden per miljoen inwoners. De daling in het aantal verkeersdoden in Nederland is de laatste jaren gestagneerd tot het slechtste van Europa. Het streven is om het aantal verkeersdoden in 2050 te hebben gereduceerd tot (bijna) nul. Zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie zijn nog veel verbeteringen op het gebied van verkeersveiligheid noodzakelijk om dat streven waar te maken. In dit artikel zal het EU verkeersveiligheidsbeleid worden besproken en de positie van Nederland daarin ten opzichte van andere landen. Tevens wordt besproken welke maatregelen al zijn genomen en nog genomen kunnen worden om het aantal doden en gewonden in het verkeer terug te dringen en, hopelijk, die nul te behalen.
  17. VR 2022/78 Hoe handhaaf je het verbod op handheld telefoongebruik in het verkeer?

    Artikel
    Afleiding is een risico in het verkeer en de mobiele telefoon en vooral ook de smartphone is een belangrijke bron van afleiding. Sinds 2002 is er in Nederland wetgeving die het handheld bedienen van een mobiele telefoon voor bestuurders van motorvoertuigen verbiedt; sinds 2019 geldt er een verbod op het vasthouden van mobiele telefoon of een ander mobiel elektronisch apparaat voor communicatie of informatieverwerking voor alle verkeersdeelnemers, dus ook voor fietsers. Het betrouwbaar en objectief vaststellen of er tijdens verkeersdeelname sprake is van handheld bedienen van een mobiele telefoon of een ander mobiel apparaat voor communicatie is echter niet eenvoudig. En daarmee is ook het handhaven van deze wet niet eenvoudig. SWOV heeft in 2020 geïnventariseerd welke handhavingsmethoden op dat moment in Nederland en elders gebruikt werden, wat de desbetreffende voor- en nadelen zijn en welke (technische) ontwikkelingen handhaving op termijn zouden kunnen vereenvoudigen. Deze bijdrage schetst de achtergrond en doet verslag van de belangrijkste bevindingen, waar mogelijk en nuttig aangevuld met recente ontwikkelingen.

Zoektips

  • Check of de spelling van de zoekterm klopt
  • Weet u het publicatienummer van een uitspraak of artikel, toets dan bijvoorbeeld in “2021/68”. Het publicatienummer dient dus tussen aanhalingstekens te staan. (N.B.: artikelen hebben vanaf 2011 een publicatienummer; uitspraken hebben allemaal een publicatienummer.) Om een artikel of uitspraak te vinden met een publicatienummer onder de 10 of vlak onder de 100, is het soms nodig om er een nul voor te typen. Bijvoorbeeld “2022/08” of “2021/090”.
  • Gebruik meerdere zoektermen voor een zo relevant mogelijk resultaat:
    • Zoekt u een artikel/uitspraak waarin zowel ‘auto’ als ‘stoplicht’ voorkomt, toets dan in: auto AND stoplicht
    • Zoekt u op één van de woorden, dan toetst u de woorden gewoon los in (auto stoplicht). Het zoekresultaat bevat dan alle artikelen/uitspraken/columns waarin auto en/of stoplicht voorkomt.

Nog niet gevonden wat u zoekt? Neem contact met ons op. Wij helpen u graag!