aansprakelijkheid voor dieren

VR 2021/50 Paard trapt tegen röntgenapparaat dierenarts; bezitter aansprakelijk; geen bedrijfsmatig gebruik; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
A drijft een paardenpension. B heeft in opdracht van A een paard gekeurd in de dierenartspraktijk die B exploiteert. Voor het maken van röntgenfoto's is het paard gesedeerd en in een zogeheten opvoelbox in de praktijk gestald. Tijdens de fotosessie heeft het paard tegen het röntgenapparaat getrapt, waardoor dat apparaat beschadigd is geraakt. De verzekeraar van B (C) heeft aan B een vergoeding uitgekeerd voor de schade aan het apparaat. In deze procedure tracht C deze vergoeding op A te verhalen. Volgens C is A aansprakelijk voor de schade aan het apparaat op grond van art. 6:179 BW. In

VR 2019/85 Letselschade zesjarig kind veroorzaakt door paard; geen
aansprakelijkheid bezitter; aansprakelijkheid ouder wegens gebrek aan toezicht.

Jurisprudentie
Op 18 september 2016 is verzoekster samen met haar zesjarige dochter op bezoek gegaan bij persoon A en diens vijfjarige zoon, die woonden op een boerderij. Op een weiland, gelegen op een paar honderd meter afstand van de boerderij, stonden toen twee paarden; een wit en een bruin paard. Het bruine paard behoorde in eigendom toe aan verweerder. Na het avondeten zijn de dochter en de zoon naar het weiland gelopen om de paarden een appel te voeren. Verzoekster en persoon A hadden hiervoor toestemming gegeven en daarbij tweemaal benadrukt dat zij niet bij de paarden in de wei mochten komen en voor

VR 2019/75 Ongeval door paard; betekenis van prejudiciële beslissing 'Imagine' over de aansprakelijkheid van medebezitters van het dier.

Jurisprudentie
Op 29 juni 2008 maakten geïntimeerde en appellante sub 2, samen met hun dochter, een rit met een koets die door middel van een enkelspan werd voortgetrokken door een paard. Appellante sub 2 zat rechts voorin op de bok in de hoedanigheid van koetsier. Bij het binnenrijden van de plaats Oude Ade werd het paard onrustig nadat het was geschrokken. Geïntimeerde is toen, op verzoek van appellante sub 2, links naast het paard gaan lopen in de hoop dat het paard zou kalmeren. Op dat moment kwam vanuit de tegengestelde richting een auto aanrijden. De bestuurder van de auto heeft zijn auto tot stilstand

VR 2019/72 Ruiterongeval: uiting van de eigen energie van de pony (art.
6:179 BW).

Jurisprudentie
Op 4 januari 2012 is appellante tijdens een groepsles een ongeval overkomen. Aan het einde van de les werd gesprongen over een parcours bestaande uit vier of vijf hindernissen. De laatste hindernis was een zogenaamde dubbelsprong, twee op korte afstand van elkaar geplaatste hindernissen die bij elkaar horen, waarbij het paard na de eerste hindernis vrijwel direct de volgende hindernis moet nemen. De moeilijkheidsgraad van het parcours werd geleidelijk opgebouwd, waarbij appellante met haar paard (C) de hindernissen zonder problemen nam. Op enig moment weigerde het paard de tweede hindernis van

VR 2018/139 Kwalitatieve aansprakelijkheid op grond van art. 6:179 en 181 BW

Artikel
VR 2018/139 Kwalitatieve aansprakelijkheid op grond van art. 6:179 en 181 BW: de positie van de ‘bewaarder’ van een schadeveroorzakend dier Mr. dr. A. Kolder * * Advocaat bij PUNT Letselschade Advocaten, tevens docent en onderzoeker aan de vakgroep Privaatrecht en Notarieel recht van de Rijksuniversiteit Groningen. 1. Inleiding Met genoegen geef ik gehoor aan het verzoek van de redactie een bijdrage te verzorgen over het door mij op 31 mei jl. verdedigde proefschrift over de in art. 6:181 BW geregelde aansprakelijkheid van de bedrijfsmatige gebruiker. 1) Art. 6:181 BW betreft een op 1 januari

VR 2018/151 Val van paard; geen bedrijfsmatig gebruik; wie is bezitter?

Jurisprudentie
Verweerder fokt en drijft handel in paarden. Hij heeft aan zijn stiefdochter paard X ter beschikking gesteld. Deze stiefdochter heeft samen met een derde een V.O.F. opgericht die zich bezighoudt met de training en verkoop van paarden. De V.O.F. houdt bedrijf op manege A. Verzoekster heeft regelmatig als vrijwilligster werkzaamheden verricht voor de stiefdochter op manege A, waarbij zij ook paarden mocht in- en uitstappen. Toen verzoekster in 2011 in de binnenbak van manege A op paard X reed, is zij van dit paard gevallen. Verzoekster verzoekt dat de rechtbank voor recht verklaart dat

VR 2018/97 Deelgeschil; val van paard, eigen schuld; kosten deelgeschil.

Jurisprudentie
Verzoekster volgde bij verweerder, een manege, een paardrijles. Het paard waar zij op zat weigerde over een hindernis te springen en bewoog in plaats daarvan onverwacht naar links. Verzoekster is daarbij van het paard gevallen en heeft ernstig rugletsel opgelopen, met 6% blijvende invaliditeit gehele persoon tot gevolg. Tussen partijen is niet in geschil dat de manege aansprakelijk is; er bestaat wel onenigheid over het al dan niet bestaan van eigen schuld. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat er in verband met de specifieke omstandigheden van het geval (onder meer haar jonge leeftijd

VR 2018/89 Assurantietussenpersoon; geen causaal verband;aansprakelijkheid voor dieren.

Jurisprudentie
X is de enig bestuurder van De Esdoorn (geïntimeerde). Appellant is een assurantietussenpersoon die gespecialiseerd is in paardenverzekeringen. X heeft op een aanvraagformulier ingevuld dat zij de eigenaar van het paard is en dat een aansprakelijkheidsverzekering gewenst is. Daarop is bij ASR een particuliere WA-verzekering afgesloten op naam van X. De Esdoorn heeft een paard aangeschaft en dit laten trainen in de professionele stal van Y. Bij een in deze stal door het paard veroorzaakt ongeval is X gewond geraakt. Zij heeft daarop De Esdoorn, als bedrijfsmatig gebruiker van het paard

VR 2018/88 Schade door paard; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
Appellante is door het paard van geïntimeerde omver gelopen toen zij in de wei bezig was met het vullen en/of schoonmaken van de waterbakken. Vast staat dat geïntimeerde op grond van art. 6:179 BW jegens appellante aansprakelijk is; in deze procedure staat centraal of de kantonrechter met recht 70% eigen schuld aan de zijde van appellante heeft aangenomen. De redenering van de kantonrechter komt erop neer dat appellante, als ervaren ruiter, bij uitstek bekend mocht worden verondersteld met de onberekenbaarheid van een paard en het daaruit voortvloeiende risico bij verblijf in de wei, zodat

VR 2018/70 Aanrijding fietser met (zwerf)kat; bezitter?

Jurisprudentie
Op 26 mei 2015 is appellant op de fiets in botsing gekomen met een kat. Hij is daarbij ten val gekomen en heeft ernstig letsel opgelopen. De kat was een zwerfkat waarmee geïntimeerden een zekere band hadden opgebouwd: de kat verbleef doorgaans in de omgeving van hun woning, had een naam gekregen en toen de kat enkele dagen afwezig was, uitten geïntimeerden daarover op Facebook hun bezorgdheid.Appellant heeft geïntimeerden aansprakelijk gesteld op grond van art. 6:179 BW, omdat zij de bezitters van de kat zouden zijn. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Het hof wijst de vorderingen