begroting schade

VR 2024/106 Verkeersongeval met letselschade. Dwarslaesie. Nederlands recht.

Jurisprudentie

In 2014 is eiser in zijn woonplaats op zijn motor aangereden door een auto. Hierbij liep hij ernstig rugletsel op en raakte hij verlamd vanaf de tepellijn. De gevolgen van het ongeval zijn blijvend en hebben grote impact op financieel, sociaal en emotioneel gebied voor eiser. Door het ongeval heeft hij omvangrijke schade geleden. De auto was verzekerd bij KBC, waarbij sprake is van een ongelimiteerde verzekerde som. Achmea heeft namens KBC aansprakelijkheid erkend. KBC heeft in de loop der jaren diverse voorschotbetalingen verricht, waarvan tot aan de mondelinge behandeling een totaalbedrag

VR 2024/82 Schadestaatprocedure. Schade na val van paard. Verzuim betaling voorschot deskundigenonderzoek.

Jurisprudentie

Op 7 april 2018 raakte A gewond tijdens een bosrit te paard die georganiseerd was door X die een stalhouderij exploiteert. Tijdens de rit sloegen de paarden op hol, waardoor A van haar paard viel en letsel opliep. In een eerdere rechtszaak was X reeds voor 70% aansprakelijk gesteld voor de schade van A. Onderhavige procedure richt zich op het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding. Op 29 maart 2023 oordeelde de rechtbank dat een deskundigenonderzoek nodig was om de claims van A te beoordelen. A stelde dat ze door het ongeval last had van verminderde energie, motorische onhandigheid

VR 2024/14 Begroot de strafrechter de hoogte van het smartengeld anders dan zijn civiele collega?

Artikel
VR2024-2_illu
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de gelaedeerde, op grond van artikel 6:106 BW, recht op een naar billijkheid vast te stellen bedrag. Dit geldt onder meer als de gelaedeerde lichamelijk letsel opliep, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Door de uitbreiding van de mogelijkheid voor slachtoffers van strafrechtelijk gesanctioneerde gedragingen om de door hen geleden schade te verhalen in het strafrecht, is in de afgelopen jaren een tendens te zien dat het steeds vaker de strafrechter is die de knopen doorhakt in het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. Een van deze knopen is de begroting van smartengeld. Hoewel het toetsingskader voor de begroting van het smartengeld voor de civiele en de strafrechter hetzelfde is, zal uit het hiernavolgende (§ 2) blijken dat tot op heden de hoogst toegewezen bedragen in het strafrecht hoger zijn dan in het civiel recht. In deze bijdrage onderzoek ik of er een verklaring is voor het geconstateerde verschil in de hoogst toegewezen bedragen (§ 3). Daarna bespreek ik welke initiatieven er zijn om tot harmonisatie te komen (§ 4). Deze bijdrage sluit ik af met een oproep aan de rechtspraktijk om, vooruitlopend op de uitkomsten van de hiervoor bedoelde initiatieven, het verschil tussen het hoogste in het strafrecht toegewezen bedrag en de hoogste door de civiele rechter toegewezen bedragen weg te nemen (§ 5). Daarbij zie ik een duidelijke rol voor de belangenbehartiger van het gelaedeerde en herhaal ik, ook in deze context, mijn eerdere oproep op het LSA Congres in januari 2023 om ter bevordering van de rechtsontwikkeling niet minder, maar juist meer te procederen in letselschadezaken.

VR 2024/02 Dr. L.H. Pals, pionier en visionair

Column 16 januari 2024
Palsschijf-voorkant vr 2024-1-column
Op het omslag van de titelpagina van zijn dissertatie Onrechtmatige doodslag, Van beperkte naar volledige schadevergoeding, staat vermeld: “L.H. Pals, drs. in de rechtsgeleerdheid, promoveerde op 18 oktober aan de Rijksuniversiteit van Groningen op dit proefschrift. Promotor was prof. C.J.H. Brunner.” Dat was in het jaar 1983. Het zal toeval zijn geweest dat ik op de datum van zijn promotie, 18 oktober, doch 40 jaar later door zijn zoon Bas werd geïnformeerd over het overlijden van Bert Pals enkele dagen eerder.

VR 2023/121 Voetganger aangereden door fietser. Vaststellen klachten en omvang schade.

Jurisprudentie

In december 2017 is voetganger X op een zebrapad aangereden door fietser Y. Bij tussenvonnis oordeelt de rechtbank dat Y onrechtmatig jegens X heeft gehandeld. Daarnaast heeft de rechtbank een causale weging van de bijdrage van Y en X aan het ongeval gemaakt van 60:40. Tot slot overwoog de rechtbank dat X in ieder geval een enkelfractuur heeft opgelopen. X stelt nog meer schadeposten te hebben. Het vaststellen van de verdere klachten en de omvang van de schade staat centraal in dit eindvonnis. X stelt veertien schadeposten te hebben, van in totaal € 39.586,14. Y betwist dat de klachten vier

VR 2023/112 De begroting van de schade door het verlies van arbeidsvermogen:

Artikel
VR2023-10_illu
Het verlies van arbeidsvermogen is één van de meer ingrijpende gevolgen bij het ontstaan van letselschade. Deze gevolgen raken niet alleen het dagelijks leven van de gelaedeerde, maar raakt ook de financiële bestaanszekerheid. Verlies van arbeidsvermogen is de aantasting – geheel of gedeeltelijk – van de capaciteit die de gelaedeerde heeft om door het verrichten van (onbetaalde) arbeid een economisch voordeel te krijgen. Deze aantasting kan tijdelijk maar ook blijvend van aard zijn.1) De schade die door deze aantasting ontstaat is de schade door het verlies van arbeidsvermogen.

VR 2023/56 Rugklachten gevolg van ongeval. Deskundigenrapport. Begroting schade.

Jurisprudentie

Op 21 april 2016 is automobilist X van achteren aangereden. Aegon, WAM-verzekeraar van de achterste auto, erkent aansprakelijkheid. X heeft rugklachten, ten aanzien waarvan Aegon betwist dat deze het gevolg zijn van het ongeval. X vordert, onder meer, dat Aegon € 504.888 aan schadevergoeding betaalt. De rechtbank veroordeelt Aegon om X € 32.640 aan schadevergoeding, € 9.925,37 aan buitengerechtelijke kosten en € 2.383,02 aan proceskosten te betalen. Zij overweegt hiertoe als volgt. Het ligt op de weg van X om het causaal verband tussen haar klachten en het ongeval te bewijzen. Aan dat bewijs

VR 2023/48 Secundaire victimisatie bij letselschade

Artikel
In editie 7/8, jaargang 2022 van Verkeersrecht beschrijft Sap een schadeprocedure die uit de hand is gelopen. De casus betreft een zaak waarbij een fietser door een auto werd aangereden en het letsel ernstiger gevolgen blijkt te hebben dan eerder voorzien. Na een bevoorschotting door de verzekeraar die niet overeenkomt met de geleden schade, een niet (op tijd) ingeschakelde arbeidsdeskundige, grote financiële zorgen bij de betrokkene en een twijfel over de mogelijke omvang van het verlies aan verdienvermogen, gaat de verzekeraar eenzijdig over tot het afwikkelen van de zaak. De betrokkene is van mening dat die eenzijdige afwikkeling onrechtmatig is en stapt naar de deelgeschilrechter, die de verzekeraar veroordeelt tot voortzetting van de onderhandelingen op basis van een herstelgerichte schadebehandeling. In het laatste deel van zijn noot concludeert Sap dat dit hele traject alleen verliezers kent. In de eerste plaats is de benadeelde een verliezer omdat zijn schade niet werd vergoed en hij het letselschadetraject met wantrouwen zal vervolgen. Ook de verzekeraar is verliezer omdat zij weer moet terugkomen op haar standpunt en omdat de schade door deze opstelling nog hoger uitvalt. Tot slot verliest de gehele letselschadebranche omdat, de poging het slachtoffer centraal te stellen ten spijt, deze zaken wel het beeld van verzekeraars bij het grotere publiek kleuren. De casus die Sap beschrijft is een voorbeeld van vaker ervaren problematiek waarin een letselschadeprocedure lang voortduurt en de benadeelde het proces vanwege verschillende elementen als (zeer) belastend ervaart. In de noot wordt de term ‘secundaire victimisatie’ niet genoemd, maar de kenmerken van deze zaak passen de definitie. De meest gangbare komt uit het strafrecht en wordt ook steeds meer genoemd in civiele context: ‘hernieuwd slachtofferschap en een verergering van het oorspronkelijke leed als gevolg van juridische procedures en de houding van professionele partijen en sociale omgeving op rechtszoekenden’. Secundaire victimisatie kan het gevolg zijn van de houding van anderen, in het bijzonder professionele partijen, zoals de (schaderegelaar van) de verzekeraar. Van secundaire victimisatie gaat een zekere ernst uit en daarmee is het meer dan enkel vervelend, er wordt schade toegevoegd. In de civielrechtelijke juridische literatuur wordt secundaire victimisatie soms ook wel ‘schaderegelingstrauma’ of ‘procestrauma’ genoemd. Echter, er is nog veel onduidelijkheid over. Wij willen in dit artikel delen wat er vanuit empirisch/psychologisch/victimologisch perspectief aan kennis over het onderwerp secundaire victimisatie is en hoe deze kennis de juridische discussie zou kunnen voeden.

VR 2022/186 Fietser overlijdt na aanrijding. Begroting smartengeld. Smartengeld niet betrekken in overlijdensschade; eigen karakter smartengeld; overeenkomst met affectieschade.

Jurisprudentie

Op 20 februari 2019 is fietser A aangereden door een motorrijder, waarbij A zeer ernstig letsel oploopt. Na enige tijd in het ziekenhuis is A in minimale bewustheidstoestand in een verpleeginstelling opgenomen. Negen maanden na het ongeval overlijdt A. Bovemij erkent aansprakelijkheid. Bovemij en de weduwe van A worden het niet eens over de hoogte van het smartengeld en Bovemij stelt dat het uit te keren smartengeld de behoeftigheid ex art. 6:108 lid 1 BW van de erfgenamen van A vermindert. In dit deelgeschil verzoekt de weduwe van A onder meer om het smartengeld te begroten op € 250.000 en

VR 2022/184 Zwarte inkomsten vergoeden? Niet van belang voor omvang verlies aan verdienvermogen, wel voor schadebegroting.

Jurisprudentie
Op 9 januari 2015 valt X tijdens werkzaamheden voor SIPOR van een ladder. Achmea, verzekeraar van SIPOR, erkent aansprakelijkheid. X verrichtte naast wit werk ook zwart werk. Achmea verzoekt een verklaring voor recht dat bij het begroten van de omvang van de schade wegens verlies van verdienvermogen zwarte inkomsten niet in aanmerking dienen te worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek af. Achmea gaat in hoger beroep. Na eiswijziging vordert Achmea tevens, subsidiair, een verklaring voor recht dat zwarte inkomsten bij het begroten van de omvang slechts in aanmerking dienen te worden