begroting schade

VR 2023/48 Secundaire victimisatie bij letselschade

Artikel
In editie 7/8, jaargang 2022 van Verkeersrecht beschrijft Sap een schadeprocedure die uit de hand is gelopen. De casus betreft een zaak waarbij een fietser door een auto werd aangereden en het letsel ernstiger gevolgen blijkt te hebben dan eerder voorzien. Na een bevoorschotting door de verzekeraar die niet overeenkomt met de geleden schade, een niet (op tijd) ingeschakelde arbeidsdeskundige, grote financiële zorgen bij de betrokkene en een twijfel over de mogelijke omvang van het verlies aan verdienvermogen, gaat de verzekeraar eenzijdig over tot het afwikkelen van de zaak. De betrokkene is van mening dat die eenzijdige afwikkeling onrechtmatig is en stapt naar de deelgeschilrechter, die de verzekeraar veroordeelt tot voortzetting van de onderhandelingen op basis van een herstelgerichte schadebehandeling. In het laatste deel van zijn noot concludeert Sap dat dit hele traject alleen verliezers kent. In de eerste plaats is de benadeelde een verliezer omdat zijn schade niet werd vergoed en hij het letselschadetraject met wantrouwen zal vervolgen. Ook de verzekeraar is verliezer omdat zij weer moet terugkomen op haar standpunt en omdat de schade door deze opstelling nog hoger uitvalt. Tot slot verliest de gehele letselschadebranche omdat, de poging het slachtoffer centraal te stellen ten spijt, deze zaken wel het beeld van verzekeraars bij het grotere publiek kleuren. De casus die Sap beschrijft is een voorbeeld van vaker ervaren problematiek waarin een letselschadeprocedure lang voortduurt en de benadeelde het proces vanwege verschillende elementen als (zeer) belastend ervaart. In de noot wordt de term ‘secundaire victimisatie’ niet genoemd, maar de kenmerken van deze zaak passen de definitie. De meest gangbare komt uit het strafrecht en wordt ook steeds meer genoemd in civiele context: ‘hernieuwd slachtofferschap en een verergering van het oorspronkelijke leed als gevolg van juridische procedures en de houding van professionele partijen en sociale omgeving op rechtszoekenden’. Secundaire victimisatie kan het gevolg zijn van de houding van anderen, in het bijzonder professionele partijen, zoals de (schaderegelaar van) de verzekeraar. Van secundaire victimisatie gaat een zekere ernst uit en daarmee is het meer dan enkel vervelend, er wordt schade toegevoegd. In de civielrechtelijke juridische literatuur wordt secundaire victimisatie soms ook wel ‘schaderegelingstrauma’ of ‘procestrauma’ genoemd. Echter, er is nog veel onduidelijkheid over. Wij willen in dit artikel delen wat er vanuit empirisch/psychologisch/victimologisch perspectief aan kennis over het onderwerp secundaire victimisatie is en hoe deze kennis de juridische discussie zou kunnen voeden.

VR 2022/186 Fietser overlijdt na aanrijding. Begroting smartengeld. Smartengeld niet betrekken in overlijdensschade; eigen karakter smartengeld; overeenkomst met affectieschade.

Jurisprudentie

Op 20 februari 2019 is fietser A aangereden door een motorrijder, waarbij A zeer ernstig letsel oploopt. Na enige tijd in het ziekenhuis is A in minimale bewustheidstoestand in een verpleeginstelling opgenomen. Negen maanden na het ongeval overlijdt A. Bovemij erkent aansprakelijkheid. Bovemij en de weduwe van A worden het niet eens over de hoogte van het smartengeld en Bovemij stelt dat het uit te keren smartengeld de behoeftigheid ex art. 6:108 lid 1 BW van de erfgenamen van A vermindert. In dit deelgeschil verzoekt de weduwe van A onder meer om het smartengeld te begroten op € 250.000 en

VR 2022/184 Zwarte inkomsten vergoeden? Niet van belang voor omvang verlies aan verdienvermogen, wel voor schadebegroting.

Jurisprudentie
Op 9 januari 2015 valt X tijdens werkzaamheden voor SIPOR van een ladder. Achmea, verzekeraar van SIPOR, erkent aansprakelijkheid. X verrichtte naast wit werk ook zwart werk. Achmea verzoekt een verklaring voor recht dat bij het begroten van de omvang van de schade wegens verlies van verdienvermogen zwarte inkomsten niet in aanmerking dienen te worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek af. Achmea gaat in hoger beroep. Na eiswijziging vordert Achmea tevens, subsidiair, een verklaring voor recht dat zwarte inkomsten bij het begroten van de omvang slechts in aanmerking dienen te worden

VR 2022/174 X overlijdt na val uit rolstoel in taxibus. Vervoerder aansprakelijk? Causaal verband. Begroting schade.

Jurisprudentie

Op 10 juli 2016 is X overleden. De dag ervoor, op 9 juli 2016, is hij uit zijn rolstoel gevallen toen A hem achterwaarts uit een rolstoelbus van Stam naar buiten verplaatste. Door deze val is X gewond geraakt. Y, de echtgenoot van X, stelt dat door deze val de hersenbloeding is veroorzaakt waardoor X een dag later is overleden. Y vordert schadevergoeding ex art. 6:108 lid 1 en 2 BW van Stam. Stam betwist dat de hersenbloeding door de val is veroorzaakt. Bij tussenvonnis is beslist dat aannemelijker is dat de hersenbloeding door de val is veroorzaakt, waarmee het causaal verband tussen het

VR 2022/146 Klachten na ongeval in 2009. Causaliteit. Waardering deskundigenberichten. Vaststellen schadeposten.

Jurisprudentie

Op 1 augustus 2009 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Een afslaande vrachtwagen zag een auto over het hoofd, waarna de auto om zijn as tolde, tegen twee auto's botste en uiteindelijk frontaal tegen de auto van X aan botste. X stelt aan het ongeval nek- en rugpijn, ademhalingsproblemen, hartritmestoornissen, vermoeidheid, prikkelgevoeligheid, vergeetachtigheid, en concentratie- en woordingvindingsproblemen te hebben overgehouden. Allianz, bij wie de vrachtwagen was verzekerd, erkent aansprakelijkheid voor het ongeval. Na ruim twaalf jaar zijn partijen het nog altijd niet eens over de

VR 2022/135 Ernstig letsel door aanrijding met trekker. Begroting schadevergoeding; verlies aan verdienvermogen; rekenrente; materiële schade; smartengeld.

Jurisprudentie

Op 18 mei 2012 is de 24-jarige X een ongeval overkomen. Een tegemoetkomende trekker week uit naar haar weghelft, met een frontale botsing tot gevolg. Haar auto werd 'geplet', waardoor het ongeveer twee uur duurde voordat hulpdiensten haar hieruit konden bevrijden. Zij is met een traumahelikopter naar het ziekenhuis gebracht, waar zij twee weken in coma is gehouden. Daarna heeft zij negen operaties ondergaan aan haar hoofd, schedel, armen en bovenbenen. X heeft aan het ongeval permanente en blijvende functiebeperkingen overgehouden. De trekker was verzekerd bij ASR, die aansprakelijkheid erkent

VR 2022/114 Vliegtuigpassagier krijgt bagagestuk op hoofd; schadestaatprocedure; deskundigenrapporten.

Jurisprudentie

In 2006 vliegt A vanaf Schiphol naar Tel Aviv met luchtvaartmaatschappij B. Nadat zij heeft plaatsgenomen in het vliegtuig, probeert een medepassagier een bagagestuk boven het hoofd van A in de zogenoemde overhead bins te plaatsen. Dat bagagestuk valt op het hoofd van A. Na het ongeval ervaart A diverse klachten, waaronder vergeetachtigheid, concentratieproblemen, snelle vermoeidheid en duizeligheid. In het arrest van 3 december 2013 verklaart het Hof Amsterdam dat B op grond van de vervoersovereenkomst tussen partijen aansprakelijk is voor alle door A geleden en nog te lijden schade als

VR 2022/105 Letselschade door aanrijding fietser en tram. Vaststellen omvang verlies van verdienvermogen; carrièreverloop; rekenrente; post onvoorzien.

Jurisprudentie

Op 9 mei 2012 is de 49-jarige X als fietser betrokken geraakt bij een aanrijding met een tram. X heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen, heeft twee weken in een coma gelegen en heeft langdurig moeten revalideren. Hij houdt blijvende klachten en beperkingen over aan het ongeval. De tram is verzekerd bij Allianz, die aansprakelijkheid erkent. X is op universitair niveau opgeleid en heeft diverse marketingfuncties in binnen- en buitenland bekleed. Ten tijde van het ongeval was zijn jaarsalaris € 118.000 en stond hij net op het punt om een carrièrestap te maken. X en Allianz zijn in geschil over

VR 2022/89 Auto-ongeluk; geen doorbreking causaal verband.

Jurisprudentie

In 2011 veroorzaakt een verzekerde van B een auto-ongeluk, waarbij mevrouw A betrokken raakt. B erkent aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van het ongeluk. Na het ongeluk heeft A pijnklachten en ervaart zij beperkingen bij nek-, schouder- en rugbelastende activiteiten. A vordert van B vergoeding van diverse schadeposten. B verweert zich met de stelling dat het causale verband tussen de klachten en het ongeluk op 13 januari 2013 is doorbroken, omdat A op die dag is gevallen, waardoor A's klachten zijn verergerd. De rechtbank overweegt als volgt. Dat door een val een verergering van

VR 2022/42 Letselschade na ongeval. Vergoeding toekomstige schade onder voorbehoud?

Jurisprudentie
Op 21 december 2011 wordt X aangereden door een verzekerde van (de rechtsvoorgangster van) Ansvar, waarbij X letsel aan zijn rechterbeen heeft opgelopen. De verzekeraar heeft aansprakelijkheid erkend. X en Ansvar zijn het eens dat X uiteindelijk een knieprothese moet krijgen, maar vanwege de mogelijke gezondheidsrisico's van de operatie stelt X deze zo lang mogelijk uit. X vordert een verklaring voor recht dat zijn schade, voor zover reeds geleden en voor zover deze nog in de toekomst ligt na afweging van goede en kwade kansen, bij voorbaat begroot wordt en dat Ansvar deze schade vergoedt door