letselschade

VR 2021/39 Letselschadezaak; verzoek meewerken arbeidsdeskundigenonderzoek.

Jurisprudentie
In 2012 is wijkverpleegkundige A aangereden op haar fiets door een verzekerde van B. Als gevolg van dit ongeval heeft A pijn in haar linkerhand, duim, pols, schouder en nek. Zij heeft de diagnose 'Complex Regionaal Pijn Syndroom' gekregen. A vordert dat de rechtbank B beveelt mee te werken aan een arbeidsdeskundigenonderzoek door X. De rechtbank overweegt dat het bevel tot medewerking aan een deskundigenonderzoek in een deelgeschil aan de orde kan worden gesteld. Indien het de bedoeling is dat een deskundige wordt benoemd, moet de procedure van art. 202 Rv worden gevolgd. De rechtbank vervolgt

VR 2020/188 Letselschadezaak; voorschot op schadevergoeding; voorschot op buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
A is in 2017 een ongeval overkomen. Toen zij in haar auto reed, is zij van achteren aangereden door een vrachtwagen die ingevolge de WAM verzekerd was bij B. B heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. A vordert van B een voorschot op de schadevergoeding van € 25.000 en een voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 5.460,12.De rechtbank overweegt dat B aan A reeds een bedrag van € 29.540 (of € 22.500) als voorschot op de schadevergoeding heeft betaald. De grootste schadeposten van A zijn het verlies aan verdienvermogen en de behoefte aan huishoudelijke hulp. Uit de beschikbare

VR 2020/185 Letselschadezaak; redelijkheid buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
X is in 2000 een auto-ongeval overkomen. B heeft als WAM-verzekeraar aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Nadien hebben twee neurologen afzonderlijk geconcludeerd dat de door X gestelde klachten en beperkingen niet aan het ongeval kunnen worden gerelateerd. De advocaat van X (A) heeft € 38.852,81 aan buitengerechtelijke kosten in rekening gebracht bij B voor de door haar verrichte werkzaamheden (van in het totaal 141,4 uur). Van dat bedrag heeft B € 11.355,57 betaald. A vordert van B nog € 20.000 aan buitengerechtelijke kosten. Het hof wijst erop dat B de redelijkheid van de door A

VR 2020/184 Letselschadezaak; geschil over redelijkheid buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
A is in 2015 aangereden door een auto. De auto was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij B. B heeft aansprakelijkheid erkend voor de schade die A door het ongeval heeft geleden. C is de belangenbehartiger van A. Bij brief van 5 oktober 2016 heeft C een factuur gestuurd aan B. B weigert de daarin opgenomen kosten voor werkzaamheden van C (hierna: BGK) te vergoeden, omdat de in rekening gebrachte werkzaamheden niet van toegevoegde waarde zouden zijn geweest voor de schadeafwikkeling. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat uit de door partijen overgelegde correspondentie volgt

VR 2020/182 Letselschadezaak; geschil over buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie
A heeft bij B een autoverzekering afgesloten, inclusief de dekking "zekerheid voor inzittenden" (svi). Op de svi kan aanspraak gemaakt worden bij materiële schade en letselschade door een ongeval. A is op 18 juni 2016 als bestuurder van een auto betrokken geraakt bij een aanrijding. Zij kampt hierna met whiplashachtige klachten. De verzekeraar van de andere betrokkene bij de aanrijding heeft aansprakelijkheid afgewezen. De belangenbehartiger van A (C) heeft B in de periode van 20 april 2017 t/m 4 december 2017 verschillende facturen gestuurd die B onbetaald heeft gelaten. In deze procedure

VR 2020/175 Auto-ongeluk; whiplash; vaststellen klachten en causaal verband.

Jurisprudentie
In 2014 is A een verkeersongeval overkomen toen zij in haar auto reed. Bij een stoplicht is een auto die tegen wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd bij B achterop de auto van A gebotst. B heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval. A ervaart na het ongeval verschillende whiplashachtige klachten. Naar aanleiding hiervan is door neuroloog C een neurologische expertise uitgevoerd. In dit deelgeschil verzoekt A dat de rechtbank vaststelt dat zij lijdt aan een twaalftal klachten en dat een causaal verband bestaat tussen deze klachten en het ongeval. Op grond van het

VR 2020/174 Verkeersongeval; whiplash; geen recht op aanvullend voorschot.

Jurisprudentie
A is op 20 november 2018 een verkeersongeval overkomen, waarbij een verzekerde van NN achterop de auto van A is gereden. NN heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. A heeft de dag na het ongeval zijn huisarts bezocht. Een neuroloog heeft later geconstateerd dat A lijdt aan een whiplashtrauma. Een psycholoog heeft bij A daarnaast een depressie en PTSS vastgesteld. A heeft na het ongeval niet meer gewerkt. NN heeft reeds een voorschot van € 27.300 aan A uitgekeerd. A vordert in dit kort geding een aanvullend voorschot. De kantonrechter overweegt dat uit een door NN overgelegd medisch

VR 2020/172 Letselschade; medische noodzaak verhuizing; eisen en wensen benadeelde.

Jurisprudentie
In 2015 is A op zijn scooter aangereden door een auto die tegen wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd bij B. Hierbij is de linker heup van A verbrijzeld. Bij een daarop volgende heupoperatie is een zenuwbeschadiging opgetreden, waardoor A een deel van zijn linkerbeen niet meer voelt en hij zijn linkervoet niet goed kan optillen. Als gevolg van deze beperking heeft A in 2017 zijn evenwicht verloren op de trap, waardoor hij is gevallen. A kan hierdoor niet meer zitten en hij brengt zijn dagen liggend door. B heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval (en de daarop volgende

VR 2020/169 Vuurwerkongeval in bedrijfskantine; 90% eigen schuld.

Jurisprudentie
In 2010 is A een vuurwerkongeval overkomen tijdens een afscheidsfeest in een bedrijfskantine. A heeft in de kantine een stuk illegaal vuurwerk aangestoken. A slaagde er niet in het vuurwerk tijdig door het raam naar buiten te gooien, waardoor het in zijn hand is geëxplodeerd. Door de explosie is A een groot deel van zijn hand verloren. B, een collega van A, had het stuk vuurwerk mee naar binnen gebracht. C, een vriend van B, had het stuk vuurwerk naar het afscheidsfeest meegenomen en buiten aan B afgegeven. A spreekt C aan tot vergoeding van de schade die hij door het vuurwerkongeval heeft

VR 2020/168 Duw tijdens weerbaarheidstraining; medecursist aansprakelijk; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
In 2014 nam A deel aan een weerbaarheidstraining. Deze training bestond onder meer uit de oefening 'Sterk weglopen', waarbij een cursist een andere cursist tegen de schouder of borst moest duwen, waarna de andere cursist enkele stappen naar achteren moest doen en daarna rustig moest weglopen. A heeft de oefening uitgevoerd met medecursist B, waarbij B de rol van pester/duwer had. B heeft A geduwd en A is vervolgens achterover gevallen, waarbij zij twee gebroken polsen en een gekneusd stuitje heeft opgelopen. A stelt dat B onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en vordert dat het hof voor