letselschade

VR 2020/17 50% eigen schuld slachtoffer ongeval botsing tussen fietsers nabij pont over het IJ.

Jurisprudentie
Op 28 november 2013 zijn geïntimeerde en appellant betrokken geraakt bij een ongeval. Geïntimeerde haalde appellant aan diens linkerzijde in terwijl appellant al fietsend naar links bewoog. Partijen raakten elkaar en geïntimeerde kwam ten val. In eerste aanleg vorderde geïntimeerde op grond van art. 6:162 BW een verklaring voor recht dat appellant aansprakelijk is voor de schade die geïntimeerde heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van de aanrijding en een veroordeling van appellant tot betaling aan geïntimeerde van de schade, nader op te maken bij staat. Bij het bestreden

VR 2019/214 Letselschade; voorschot op schadevergoeding afgewezen; reeds voldoende voorschot betaald.

Jurisprudentie
In 2011 heeft eiser een verkeersongeval gehad. Terwijl hij met zijn auto stilstond om verkeer op een voorrangsweg voorrang te verlenen, is hij door een verzekerde van Univé aan de achterzijde van zijn auto aangereden. Na het ongeval heeft eiser nekklachten ervaren en in 2013 is bij hem een nekhernia vastgesteld. Univé heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. In kort geding vordert eiser dat de voorzieningenrechter Univé veroordeelt tot betaling van een voorschot op de door hem geleden schade van € 12.000,-. De voorzieningenrechter stelt vast dat Univé vóór de diagnose nekhernia € 11

VR 2019/210 Ongeval zetbank: onrechtmatigheid en beroep verzekeraar op uitsluiting dekking in algemene voorwaarden.

Jurisprudentie
In de zomer van 2013 heeft appellant als zzp-er in opdracht van geïntimeerde in hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak) schilderwerkzaamheden verricht aan het pand van geïntimeerde in de hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak). Tijdens het verplaatsen van een zware zetbank met behulp van een heftruck en palletwagen valt de zetbank van de lepels van de heftruck en komt op appellant terecht die letselschade oploopt. In de hoofdzaak heeft appellant bij dagvaarding van 31 augustus 2015 geïntimeerde in de hoofdzaak aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Aan deze vordering

VR 2019/207 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Hoge mate van schuld maar geen roekeloosheid. Rijden onder invloed.

Jurisprudentie
Door verdachte is een zeer gevaarlijke inhaalmanoeuvre verricht, waarbij hij twee voor hem rijdende auto’s heeft ingehaald en vervolgens een middengeleider met een voetgangersoversteekplaats links heeft gepasseerd, omdat er onvoldoende uitwijkruimte was om terug te gaan naar de rechter rijbaan. De verdachte is daarna over een afstand van ongeveer 90 meter tot de plaats van het ongeval gedeeltelijk links blijven rijden en zelfs gaan accelereren, terwijl hij een onoverzichtelijke bocht met een voetgangersoversteekplaats naderde. Voorafgaand en tijdens deze onverantwoorde inhaalactie heeft

VR 2019/182 Wettelijke rente over smartengeld wegens letsel

Artikel
VR 2019/182 Wettelijke rente over smartengeld wegens letsel Pleidooi voor een consistent uitgangspunt Mr. dr. M.R. Hebly * * Universitair docent bij de sectie Burgerlijk recht van de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze bijdrage bouwt in belangrijke mate voort op zijn proefschrift Schadevaststelling en tijd (Den Haag: Boom juridisch 2019), waarin de rol van de factor tijd bij vaststelling van schade centraal staat. Met dank aan Janou Kempkes voor onderzoeksassistentie ten behoeve van dit artikel. 1. Inleiding In deze bijdrage wordt bepleit dat de vaststelling van

VR 2019/198 Deelgeschil bij 7:611-schade; whiplash; (bewijs van) causaal verband.

Jurisprudentie
Verzoekster is in de uitoefening van haar werkzaamheden voor een marketingbedrijf een verkeersongeval overkomen. Zij heeft de werkgever aansprakelijk gesteld op grond van art. 7:611 BW, de verplichting om in het kader van goed werkgeverschap een behoorlijke verzekering af te sluiten. De AVB-verzekeraar van de werkgever (NN) heeft aansprakelijkheid erkend. Nadien is twijfel gerezen over het causaal verband tussen het ongeval en een aantal door verzoekster geuite klachten, te weten (a) licht schedelhersenletsel, (b) migraine, (c) cognitieve klachten en (d) somatisch symptoomstoornis. De

VR 2019/194 Plausibiliteitstoets en beoordeling causaal verband bij klachten ten gevolge van ongeval.

Jurisprudentie
Op 16 november 2011 is verzoekster als bestuurder van een personenauto op de A9 aangereden door een andere automobilist. Er was sprake van een aanrijding tegen de linker achterzijde van de auto van verzoekster, waardoor de auto is gaan spinnen. De automobilist die verzoekster als eerste heeft geraakt, was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. Achmea heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Verzoekster heeft na het ongeval diverse klachten gekregen. Er heeft een neurologische expertise plaatsgevonden door neuroloog Verlooy en een neuropsychologische

VR 2019/177 Frontale botsing: causaal verband tussen ongeval en klachten.

Jurisprudentie
Ten gevolge van een frontale botsing tussen twee personenauto's is verzoekster ernstig gewond geraakt. In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de letselschade die verzoekster stelt te hebben geleden als gevolg van dit ongeval dat haar veertien jaar geleden, in 2005, is overkomen. Tussen partijen bestaat met name discussie over de vraag of er causaal verband bestaat tussen de gestelde klachten, beperkingen en schade van verzoekster enerzijds en het ongeval anderzijds. Er hebben vier expertises plaatsgevonden. Partijen twisten over de interpretatie van deze rapporten. Ten aanzien van het

VR 2019/154 Letselschade; kort geding; aansprakelijkheid staat vast; substantieel voorschot op schadevergoeding toegewezen.

Jurisprudentie
Eiser was in dienst van gedaagde 1 in de functie van personal assistant. De werkzaamheden van eiser bestonden onder meer uit alle voorkomende huishoudelijke werkzaamheden, het tuin- en zwembadonderhoud en het verzorgen en begeleiden van de kinderen van gedaagde 2. Bij het schoonmaken van de dakgoten van de woning van gedaagde 2 in 2015 is eiser vijf meter naar beneden gevallen, waardoor hij een partiële dwarslaesie heeft opgelopen. Op verzoek van eiser heeft de kantonrechter bij beschikking van 29 augustus 2017 voor recht verklaard dat gedaagde 1 en 2 elk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de

VR 2019/151 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Onvoldoende bewijs aanmerkelijke schuld. Zelfstandige verkeersfout?

Jurisprudentie
Verdachte is met overschrijding van de maximumsnelheid de oversteekplaats voor fietsers genaderd. Verdachte heeft bij het naderen van de in zijn richting gelegen oversteekplaats voor fietsers de snelheid van de door hem bestuurde motorfiets niet zodanig aangepast dat hij deze tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg voor hem te overzien was. Het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt komt er in de kern op neer dat hij een snelheidsovertreding heeft begaan. Daarbij gaat het om een overschrijding van de toegestane snelheid die zodanig is dat deze - los van de