onrechtmatige daad

VR 2019/60 Aansprakelijkheid na aanrijding tussen bierfiets en
treinstel?

Jurisprudentie
Op 20 april 2015 is er door Partybike een bierfiets met een fust bier verhuurd aan het eerste elftal van een voetbalvereniging. Op die dag is de bierfiets op een bewaakte spoorwegovergang aangereden door een trein van NS Reizigers. Een speler van het voetbalelftal is daarbij om het leven gekomen. NS vordert op grond van onrechtmatige daad veroordeling van Partybike tot betaling van de kosten ten gevolge van de ontstane schade aan een treinstel van NS Reizigers.Volgens de rechtbank is de enkele omstandigheid dat Partybike een bierfiets verhuurt waarop alcohol gedronken kan worden niet zonder

VR 2018/146 Ski-ongeval; gevaarzetting; overtreding FIS-regels; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
Eiseres en gedaagde zijn bij het afdalen van een skipiste met elkaar in botsing gekomen. Eiseres vordert veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat. Zij stelt dat gedaagde de zgn. FIS-regels (='verkeersregels' voor op de piste) heeft overtreden doordat hij haar met te hoge snelheid en op te kleine afstand heeft ingehaald, waarbij hun ski's elkaar hebben geraakt en eiseres ten val is gekomen. In (voorwaardelijke) reconventie vordert gedaagde een verklaring voor recht dat de eventuele schadevergoedingsverplichting is vervallen, althans

VR 2018/131 Vordering handhaving fietsverkeersregels Amsterdam afgewezen.

Jurisprudentie
Een bewoner van de Amsterdamse binnenstad stelt zich op het standpunt dat de Minister van Justitie en Veiligheid onrechtmatig handelt, omdat de Regio Politie Amstelland tekortschiet in de handhaving van (fiets)verkeersregels. De bewoner vordert dat de voorzieningenrechter de minister veroordeelt tot het geven van opdracht aan de hoofdofficier van het Parket Amsterdam om de Regio Politie Amstelland directieven te geven om de maatregelen te nemen die nodig zijn om de verkeersregels te handhaven. De voorzieningenrechter stelt voorop dat fietsers in Amsterdam geregeld verkeersregels overtreden en

VR 2018/130 Joyriding.

Jurisprudentie
Geïntimeerde heeft in een auto die toebehoorde aan appellante gereden zonder haar toestemming. Hij heeft daarbij een verkeersongeval veroorzaakt waarbij schade is ontstaan aan de auto. Appellante heeft hem aangesproken tot vergoeding van deze schade ad € 7.849,67. De vorderingen zijn in eerste aanleg afgewezen. Naar het oordeel van het hof heeft appellante voldoende aannemelijk gemaakt dat de auto haar eigendom was. Niet in geschil is dat geïntimeerde zonder haar toestemming in de auto heeft gereden en dat hij daarbij een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarvoor niemand anders

VR 2018/29 Deelgeschil; letselschade; ruzie op straat; geen WAM-schade.

Jurisprudentie
Verzoeker passeerde op de fiets de stilstaande bestelbus van verweerder sub 1. Tijdens het passeren heeft hij een klap op de bestelbus gegeven, omdat hij meende dat verweerder sub 1 een voor fietsers gevaarlijke situatie in het leven riep. Verweerder sub 1 heeft verzoeker daarop door het openstaande raam bij zijn mouw gepakt, waarna verzoeker zijn evenwicht verloor en tegen de bestelbus aanviel. Hij heeft daarbij letselschade aan zijn knie opgelopen. Verweerder sub 1 is strafrechtelijk veroordeeld voor dit incident. Hij heeft tegen dat vonnis weliswaar hoger beroep ingesteld, maar erkent de

VR 2018/26 Burenruzie; vernieling drone waarmee onrechtmatig werd
gefilmd.

Jurisprudentie
Eiser en gedaagde zijn buren en hebben niet zo'n beste relatie. Sinds 2014 beschikte eiser over een drone, die hij had uitgerust met een camera. Hij vloog hiermee onder meer over het perceel van (de ouders van) gedaagde. Op 26 december 2014 heeft gedaagde met een luchtbuks de drone uit de lucht geschoten. Eiser vordert nu vergoeding van (onder meer) de waarde van de drone. In een tussenvonnis van 21 december 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:7155) oordeelde de rechtbank dat eiser onrechtmatig handelde jegens gedaagde en zijn ouders door met de drone over hun perceel te vliegen. Het vliegen met een

VR 2017/163 Verzekeringsfraude? Onvoldoende onderbouwd.

Jurisprudentie
Appellant heeft in 2011 een Volvo gekocht waarmee de vorige eigenaar in 2010 tegen de vangrail was gereden. De schade die daarbij was ontstaan was op het moment van de verkoop (nog) niet hersteld. In 2012 heeft appellant bij Univé nieuwe schade geclaimd, volgens hem ontstaan bij een aanrijding met een VW Golf. Univé stelt dat in ieder geval een deel van de schade oude schade is en heeft daarop uitkering geweigerd, alle verzekeringen beëindigd, appellant opgenomen in diverse registers en hem gesommeerd de onderzoekskosten te voldoen. Univé baseert zich daarbij primair op het Algemeen Reglement

VR 2017/125 Hoe oordeelt de feitenrechter over strijd met de maatschappelijke betamelijkheid in de zin van art. 6:162 lid 2 BW?

Artikel
VR 2017/125 Hoe oordeelt de feitenrechter over strijd met de maatschappelijke betamelijkheid in de zin van art. 6:162 lid 2 BW? Een jurisprudentieonderzoek Prof. mr. J.L. Smeehuijzen * * Hoogleraar privaatrecht Vrije Universiteit. 1. Inleiding Of een gedraging al dan niet in strijd is met ‘de maatschappelijke betamelijkheid’ van art. 6:162 lid 2, is de centrale vraag van het aansprakelijkheidsrecht. Het is tegelijkertijd een van de meest problematische vragen. Want hoe bepaalt de rechter of is gehandeld in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid? Het begrip is in de wet niet gedefinieerd

VR 2017/48 Verkeersongeval, geen voorrang verlenen, afslaan.

Jurisprudentie
Op 30 januari 2016 reden X en Y op dezelfde weg. Y wilde linksaf slaan en kwam daarbij in botsing met X, die hem aan het inhalen was. X vordert schadevergoeding van Univé en stelt dat Y heeft gehandeld in strijd met art. 18 en 54 RVV door X niet te laten voorgaan. Volgens X stond Y stil op de rijbaan en was niet duidelijk waarom hij dit deed, zodat X kon besluiten om hem links te passeren. Tijdens deze manoeuvre zou Y ineens linksaf zijn geslagen. Univé stelt dat Y niet onrechtmatig heeft gehandeld. Hij heeft richting aangegeven en even kort stilgestaan om zich ervan te vergewissen dat er geen

VR 2017/29 Verkeersongeval, doorgaande weg, ten onrechte geen voorrang.

Jurisprudentie
A reed in de auto van verzoeker toen hij op een T-splising in botsing kwam met (de auto van) verweerster. A reed daarbij op de doorgaande weg, zodat verweerster hem voorrang diende te verlenen. Verzoeker vordert vergoeding van de reparatiekosten. Het gerecht stelt voorop dat 'voorrang verlenen' betekent 'in staat stellen ongehinderd zijn weg te vervolgen'. Het is dan ook niet van belang of verweerster op het moment van het ongeval ten onrechte de doorgaande weg aan het oprijden was of dat zij te ver op de doorgaande weg stilstond - in beide gevallen heeft zij A ten onrechte geen voorrang