parkeerverbod

VR 2020/28 Parkeren. Kiss and ride-bord.

Jurisprudentie
De sanctie is opgelegd voor het parkeren op een parkeergelegenheid op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven. Een verkeersbord L52 (Kiss & Ride) duidt geen parkeergelegenheid aan. Dat betekent dat de onderhavige gedraging niet is verricht. Het RVV 1990 kent ook geen andere bepaling die het parkeren in strijd met een verkeersbord L52 verbiedt. Het handelen in strijd met dit verkeersbord kan daarom geen basis vormen voor de oplegging van een sanctie.

VR 2019/172 Parkeren. Ne bis in idem?

Jurisprudentie
Het voertuig van betrokkene stond op één dag om 09:11 uur en om 13:55 uur in strijd met het bord E2 geparkeerd. Voor beide gedragingen werd een administratieve sanctie opgelegd. Ook in zaken als de onderhavige is het beginsel 'ne bis in idem' van toepassing. Gelet op de strekking van het overtreden verkeersvoorschrift kan in beginsel op ieder tijdstip waarop wordt geconstateerd dat een motorrijtuig in strijd met een bord E2 staat geparkeerd, een sanctie worden opgelegd (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 22 augustus 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7239). Derhalve is het beginsel niet geschonden.

VR 2019/171 Parkeren. Oplaadpunt elektrische voertuigen.

Jurisprudentie
Het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd op een parkeerplaats die onderhevig is aan de werking van een aldaar geplaatst bord E4. Onder de "P" is een symbool opgenomen. Het betreft het in het verkeer gebruikelijke symbool voor een oplaadpunt voor elektrische voertuigen. Uit het verweer van de betrokkene volgt niet dat hij niet op de hoogte was van de betekenis van dit symbool; hij meent slechts dat het bord juridische werking ontbeert vanwege strijd met geldende wet- en regelgeving. Ook is niet in geding dat het desbetreffende voertuig geen elektrisch voertuig is.Nog los van het feit dat

VR 2018/145 Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats.Gehandicaptenparkeerkaart. Matiging sanctie.

Jurisprudentie
Omdat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in aanmerking kwam voor een gehandicaptenparkeerkaart en daarover had kunnen beschikken als zijn aanvraag daartoe met de vereiste voortvarendheid was behandeld, dient de sanctie gematigd te worden tot een bedrag van € 90,-.

VR 2018/59 Parkeren. Voor het openbaar verkeer
openstaande weg. Parkeerplaats bij Schiphol. Bevoegdheid verbalisant.

Jurisprudentie
Betrokkene heeft zijn auto geparkeerd op parkeerplaats P3, behorend bij vliegveld Schiphol. Deze parkeerplaats is bestemd voor lang parkeren en is afgesloten door middel van slagbomen. Beslissend voor de vraag of het terrein als een voor het openbaar verkeer openstaande weg dient te worden aangemerkt, is de vraag of dit ten tijde van de gedraging feitelijk voor het openbaar verkeer openstond. Daarvoor zijn mede van belang de verdere feitelijke omstandigheden zoals de vraag of door de rechthebbende wordt geduld dat het algemene verkeer gebruik maakt van dat terrein.Gesteld noch gebleken is dat

VR 2018/58 Parkeren. Elektrische laadpaal.

Jurisprudentie
De betrokkene had zijn - kennelijk niet-elektrische - voertuig geparkeerd op een van een laadpaal voorziene parkeerplaats. Zoals was aangeduid met bord E4 was die parkeerplaats bestemd voor het opladen van elektrische motorvoertuigen. Het bord E4 vormt een toereikende aanduiding van een dergelijke parkeerplaats. De betrokkene heeft dus gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 24 RVV 1990.

VR 2018/57 Parkeren. Hinder.

Jurisprudentie
Van weggebruikers mag worden verwacht dat zij zich er eventueel na het parkeren van vergewissen of parkeren op de betreffende plaats voor hen is toegestaan. Dit kan meebrengen dat sneeuw moet worden verwijderd. Het hof is op grond van de foto's van oordeel dat nu het vlak waarop de auto van de betrokkene stond geparkeerd voor een trap ligt en afwijkend bestraat is, het voor de betrokkene, ook bij gebreke van enige nadere aanduiding hoe ter plaatse te parkeren, duidelijk had moeten zijn dat het hier geen parkeervak betreft en dat het dus niet de bedoeling is dat zij haar auto hier parkeert. In

VR 2018/56 Kruispunt. Parkeren. Stilstaan.

Jurisprudentie
Betrokkene had zijn voertuig geparkeerd op een T-splitsing die bestaat uit een doorgaande weg en een weg die daarop uitloopt. Langs die laatste weg staat een bord G6 uit de bijlage bij het RVV 1990 (einde erf). De in-/uitrit van die straat is afwijkend bestraat: stoeptegels in plaats van klinkers. Het voertuig van de betrokkene stond op de doorgaande weg, zodanig dat bestuurders die via de weg die daarop uitloopt het erf verlaten en de doorgaande weg inrijden, recht op dat voertuig zouden afrijden. De betrokkene heeft dus in strijd met het bepaalde in art 23 RVV1990 zijn voertuig laten

VR 2018/15 Parkeren voor uitrit. Gevaar of hinder veroorzaken. Discretionaire bevoegdheid verbalisant. Zwaarder feit.

Jurisprudentie
De verbalisant heeft een sanctie opgelegd voor de gedraging "voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd", gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Alhoewel uit de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal blijkt dat door de gedraging (ook) hinder is ontstaan en gevaar kon worden veroorzaakt, heeft de verbalisant naar het oordeel van het hof in dit geval ten onrechte gekozen voor het opleggen van een sanctie voor deze gedraging. Weliswaar heeft de verbalisant een discretionaire bevoegdheid