verkeersstrafrecht

VR 2024/117 Dood door schuld.

Jurisprudentie

Verdachte wordt veroordeeld voor dood door schuld ex. art. 6 WVW 1994. Er is sprake van aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag aangezien de verdachte als bestuurder van een vrachtauto met daarop een stalen afvalcontainer in het centrum van Amsterdam zich niet genoeg vergewiste van achter zich verkerend verkeer bij het achteruitrijden. Aangezien de verdachte met een bedrijfsauto een bijzondere manoeuvre verrichtte in de zin van art. 54 RVV 1990, gold er een bijzondere zorgplicht die meebrengt dat er extra voorzichtig gehandeld moet worden. Daarnaast vereiste de

VR 2024/39 Bestuurders onder invloed van drugs hebben vaak meer op hun kerfstok

Artikel
VR 2024-4
Het gebruik van drugs of rijgevaarlijke medicijnen vermindert de rijgeschiktheid en vergroot de kans op een verkeersongeval. Drugs hebben een verdovende, stimulerende of bewustzijnsveranderende werking op de hersenen, of een combinatie van deze effecten, waardoor de verkeerstaak minder goed kan worden uitgevoerd en het risico op ongevallen toeneemt. In Nederland geldt daarom een nullimiet voor drugs in het verkeer. Bestuurders die gepakt worden terwijl ze rijden onder invloed van drugs of rijgevaarlijke medicijnen, worden behalve strafrechtelijk ook bestuursrechtelijk aangepakt. Er kunnen (afhankelijk van of iemand eerder is aangehouden voor het rijden onder invloed van drugs) twee bestuursrechtelijke maatregelen worden opgelegd: een cursus (EMD) en een onderzoek. Beide maatregelen worden opgelegd door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

VR 2024/30 Samenloop Wahv en strafrechtelijke overtreding.

Jurisprudentie

Betrokkene is een strafbeschikking opgelegd vanwege het te hard rijden (strafrechtelijk) en een boete vanwege het overschrijden van een doorgetrokken streep (bestuursrechtelijk). Gezien het verschillende juridische karakter worden de zaken niet gelijktijdig behandeld. Uit de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en muldergedragingen volgt dat bij overtreding van meerdere voorschriften bij een gebeurtenis het de voorkeur behoeft om een traject te kiezen. Als de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke weg beide worden bewandeld, moet het proces-verbaal dit vermelden. Hiervan mag

VR 2023/137 Publieke opinie en verkeersstrafrecht

Artikel
VR2023-12_illu
Het is algemeen bekend dat de relatie tussen de publieke opinie en de strafrechtspleging vaak gespannen is. De publieke opinie is, als product van in de maatschappij levende opvattingen, nu eenmaal niet vrij van emoties en geestdriften, en dat botst nog wel eens met de rationele distantie die kenmerkend is voor de strafrechtspleging. Deze spanning treedt waarschijnlijk het meest duidelijk naar voren bij strafbare feiten in de sfeer van de zeden en die in het verkeer. Een substantieel deel van de Nederlanders (zo’n 70%) vindt dat de straffen die in Nederland worden opgelegd over het algemeen ‘te licht’ zijn, en verkeerszaken lenen zich er bij uitstek voor om dat (voor)oordeel te bevestigen. In de nasleep van een ernstig verkeersongeval ontstaat dan ook geregeld iets wat criminologen ‘morele paniek’ noemen: grote maatschappelijk verontwaardiging over een gebeurtenis (het verkeersongeval en de strafrechtelijke reactie daarop) dat als symptomatisch wordt beschouwd voor een grotere maatschappelijke misstand (lankmoedige rechters, een tekortschietend strafrecht), waardoor disproportionele aandacht voor dat incident ontstaat.

VR 2023/67 Aanmerkelijke schuld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 – wat is de maatstaf?

Artikel
VR2023-6_illu
‘Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht.' ‘De meetlat waarlangs het optreden van de bestuurder wordt gelegd, bestaat uit de eisen die aan de gemiddeld oplettende en verstandige weggebruiker mogen worden gesteld. Blijft de verdachte daarbij aanzienlijk achter, dan handelt hij met de door artikel 6 WVW vereiste schuld.’ ‘Voor de bewezenverklaring van dood door schuld is vereist dat de dader minder nagedacht heeft, minder wist, minder beleid aanwendde en minder oplettend was dan de mens in het algemeen.’ ‘Het is en blijft een hachelijke maatstaf die de rechter in deze ter beschikking staat, maar er is geen alternatief.’

VR 2023/21 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Mate van schuld. Tenlastelegging. Feitomschrijving.

Jurisprudentie

De verdachte heeft als bestuurder van een taxi een voetganger op een zebrapad aangereden waardoor de voetganger ernstig gewond is geraakt. De steller van tenlastelegging heeft, blijkens de feitelijke omschrijving van het onder 1 primair tenlastegelegde, het oog gehad op - kort gezegd en voor zover hier van belang - het negeren van verkeersborden (berijden trambaan zonder ontheffing en het niet volgen van de verplichte rijrichting) en het niet verlenen van voorrang aan een voetganger op een voetgangersoversteekplaats. Nu het negeren van de verkeersborden enkel samenhangt met het al dan niet

VR 2022/178 Frictie tussen bestuursrecht en strafrecht:

Artikel
De Wvw 1994 wordt vooral strafrechtelijk, maar ook voor een deel bestuursrechtelijk gehandhaafd. De oplegging van een onderzoek naar de rijvaardigheid of -geschiktheid is een voorbeeld van een bestuursrechtelijke handhavingsmodaliteit. De naleving van de schorsing van het rijbewijs tijdens dat onderzoek wordt echter weer strafrechtelijk gehandhaafd. Dat er dan frictie kan ontstaan blijkt uit de in deze bijdrage te bespreken uitspraak van de Afdeling Rechtspraak (de Afdeling) van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:243.

VR 2022/163 Toezicht op en in het strafproces

Artikel
In de Senaatszaal van de Groningse universiteit hangt een groot aantal geschilderde portretten van oud-hoogleraren van de Groningse universiteit, waaronder het portret van mijn oude leermeester, prof. Th. W. van Veen, die tot 1987 hoogleraar straf- en strafprocesrecht was. Ikzelf heb ook nog onder professor Van Veen gewerkt en daarvóór van hem les gehad. Zijn colleges leverden allerlei wijsheden op waarvan ik nu nog denk te profiteren. Eén van die wijsheden gaat over het verschil tussen opsporing en controle, of toezicht. Politieambtenaren beschikken vaak over beide soorten bevoegdheden, bijvoorbeeld op grond van de Wegenverkeerswet: dan mogen zij in het kader van toezicht op de handhaving van de verkeerswetgeving een bestuurder staande houden, om zijn papieren vragen en het voertuig aan een controle onderwerpen. Veel van die bevoegdheden lijken op de opsporingsbevoegdheden die dezelfde politieman of -vrouw ook mag uitoefenen en die uiteindelijk samen dienen ter handhaving van het verkeersrecht. Maar er is een wezenlijk verschil tussen toezicht en opsporing, aldus professor Van Veen in een van zijn colleges: opsporing gaat er vanuit dat de mensen het fout doen, ze zijn verdachten, terwijl bij toezicht er juist van wordt uitgegaan dat de burgers het goed doen. En het toezicht heeft als functie om de burgers ook het gevoel te geven dat ze het goed doen. Idealiter vinden mensen het plezierig om onderworpen te worden aan een controle, bijvoorbeeld in het verkeer. De bestuurder voelt zich prettig omdat hij inderdaad de verplichte autogordel draagt en, als hij moet blazen voor de controle op alcohol, voelt hij zich helemaal okay, omdat hij, de bob zijnde, niet heeft gedronken. Toezicht bevestigt zodoende de norm, draagt daardoor bij aan de naleving ervan, en voorkomt normoverschrijdend gedrag oftewel werkt generaal preventief. Om die functies te kunnen vervullen, moet wel aan een paar basisvoorwaarden worden voldaan: toezicht moet geregeld plaatsvinden en moet liefst ook zichtbaar zijn voor de rechtsgenoten. Aldus Van Veen.

VR 2022/78 Hoe handhaaf je het verbod op handheld telefoongebruik in het verkeer?

Artikel
Afleiding is een risico in het verkeer en de mobiele telefoon en vooral ook de smartphone is een belangrijke bron van afleiding. Sinds 2002 is er in Nederland wetgeving die het handheld bedienen van een mobiele telefoon voor bestuurders van motorvoertuigen verbiedt; sinds 2019 geldt er een verbod op het vasthouden van mobiele telefoon of een ander mobiel elektronisch apparaat voor communicatie of informatieverwerking voor alle verkeersdeelnemers, dus ook voor fietsers. Het betrouwbaar en objectief vaststellen of er tijdens verkeersdeelname sprake is van handheld bedienen van een mobiele telefoon of een ander mobiel apparaat voor communicatie is echter niet eenvoudig. En daarmee is ook het handhaven van deze wet niet eenvoudig. SWOV heeft in 2020 geïnventariseerd welke handhavingsmethoden op dat moment in Nederland en elders gebruikt werden, wat de desbetreffende voor- en nadelen zijn en welke (technische) ontwikkelingen handhaving op termijn zouden kunnen vereenvoudigen. Deze bijdrage schetst de achtergrond en doet verslag van de belangrijkste bevindingen, waar mogelijk en nuttig aangevuld met recente ontwikkelingen.

VR 2022/77 NAAR NUL

Artikel
VR 2022/77 NAAR NUL-illu
Nederland heeft binnen Europa jarenlang een leidende positie ingenomen op het gebied van verkeersveiligheid. Deze positie is Nederland inmiddels kwijt: Nederland scoorde in 2020 met 35 verkeersdoden per miljoen inwoners “gemiddeld” binnen de EU. In 2021 was het iets beter met 33 verkeersdoden per miljoen inwoners. De daling in het aantal verkeersdoden in Nederland is de laatste jaren gestagneerd tot het slechtste van Europa. Het streven is om het aantal verkeersdoden in 2050 te hebben gereduceerd tot (bijna) nul. Zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie zijn nog veel verbeteringen op het gebied van verkeersveiligheid noodzakelijk om dat streven waar te maken. In dit artikel zal het EU verkeersveiligheidsbeleid worden besproken en de positie van Nederland daarin ten opzichte van andere landen. Tevens wordt besproken welke maatregelen al zijn genomen en nog genomen kunnen worden om het aantal doden en gewonden in het verkeer terug te dringen en, hopelijk, die nul te behalen.