Wegenverkeerswet 1994

VR 2018/40 Verkeersongeval. Schuld. Aanmerkelijk onvoorzichtig en
onoplettend handelen. Letsel. Strafmaat.

Jurisprudentie
Verdachte keerde een door hem bestuurde auto op een plaats waar dit verboden was. Door deze manoeuvre uit te voeren op een plaats waar dit verboden was, terwijl hij wist dat de bestuurder van een motorfiets hem naderde, en zonder voldoende uit te kijken of hij met zijn handelen anderen in gevaar zou brengen, heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld. Daardoor heeft de bestuurder van de motorfiets zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Omdat het verkeersongeluk meer dan twee

VR 2018/39 Verkeersongeval. Schuld. Aanmerkelijk onoplettend rijden.
Zwaar lichamelijk letsel. Dood. Causaal verband. Wens nabestaanden.

Jurisprudentie
Verdachte verleende als bestuurder van een personenauto geen voorrang aan een op een tot een voorrangsweg behorend fietspad rijdende fietser. Deze liep daardoor zwaar lichamelijk letsel (diverse breuken) op. Twee dagen na het ongeval overleed het slachtoffer in het ziekenhuis aan een inwendige bloeding.Nu verdachte bekend was met de verkeerssituatie en wist dat het om een (gevaarlijke) kruising ging waar je niet vrij kan kijken, mocht van de verdachte als wegbestuurder worden verwacht dat hij extra oplettend was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte in onvoldoende mate heeft

VR 2018/38 Dodelijk ongeval. Opzet? Roekeloosheid? Schuld? Psychose door
drugsgebruik. Straf.

Jurisprudentie
Verdachte reed met een zeer hoge snelheid over de A2 (gemiddeld 217 kilometer per uur). Met deze zeer hoge snelheden reed verdachte afwisselend over de meest linker rijstrook en over de vluchtstrook. Rijdend over de vluchtstrook haalde hij andere verkeersdeelnemers in. Van remmen tijdens die inhaalmanoeuvres is niet gebleken. Vlak voor de plek van de botsing was sprake van een vermindering van het aantal rijstroken en eindigde de vluchtstrook door middel van een verdrijvingsvlak. Borden aan de kant van de weg, pijlen op het wegdek en het verdrijvingsvlak lieten zien dat de vermindering van het

VR 2018/15 Parkeren voor uitrit. Gevaar of hinder veroorzaken. Discretionaire bevoegdheid verbalisant. Zwaarder feit.

Jurisprudentie
De verbalisant heeft een sanctie opgelegd voor de gedraging "voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd", gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Alhoewel uit de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal blijkt dat door de gedraging (ook) hinder is ontstaan en gevaar kon worden veroorzaakt, heeft de verbalisant naar het oordeel van het hof in dit geval ten onrechte gekozen voor het opleggen van een sanctie voor deze gedraging. Weliswaar heeft de verbalisant een discretionaire bevoegdheid

VR 2018/01 Landbouwvoertuigen op de openbare weg

Artikel
VR 2018/1 Landbouwvoertuigen op de openbare weg: Aan welke voorschriften moeten ze voldoen en waar mogen ze (niet) rijden? Dr. ir. C.F. Jaarsma * * Onafhankelijk adviseur vervoersplanologie en UHD technische infrastructuur Wageningen University & Research (em.). Foto tractor: Verkeersknooppunt 1. Inleiding Landbouwvoertuigen zijn ontwikkeld voor gebruik op het land. Ze missen daardoor veiligheidsvoorzieningen zoals zijafscherming bij vrachtauto’s en kreukelzones bij personenauto’s. Ze zijn groot en zwaar ten opzichte van andere motorvoertuigen, maar rijden langzamer. Maar ten opzichte van

VR 2018/02 Verkeerscontrole. Rijbewijs ter inzage afgeven.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven”. Op basis van het gestelde in artikel 160 lid 4 WVW 1994 zijn ambtenaren van politie bevoegd voertuigen staande te houden ter controle van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften. Uit hetgeen de verbalisanten hebben gerelateerd blijkt dat zij bezig waren met een controle op de juiste naleving van de feiten gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet. De staandehouding was dus niet

VR 2017/154 Parkeerverordening. Verbindendheid.

Jurisprudentie
Een parkeerverbod als neergelegd in art. 7 lid 1, aanhef en onder a, van de Parkeerverordening 2010 van de gemeente Sittard-Geleen heeft dezelfde strekking als het parkeerverbod in art. 24 lid 1, aanhef en onder g, RVV 1990. Beide bepalingen dienen het belang van het reguleren van parkeervoorzieningen. Voor gemeentelijke verbodsbepalingen die dezelfde materie regelen als het RVV 1990 bestaat geen ruimte. Genoemd art. 7 is dus onverbindend.

VR 2017/152 Reikwijdte parkeerverbod. Berm. Buiten bebouwde kom.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod (bord E1) (al dan niet in een zone)”. Betrokkene stond buiten de bebouwde kom geparkeerd in de berm. De Nota van Toelichting op artikel 10 van het RVV 1990 en de beperking die het derde lid van artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 aanbrengt op de reikwijdte van de gelding van de borden E1, E2 en E3 van de bijlage 1 van het RVV 1990, leiden tot de conclusie dat het bord E1 niet verbiedt om in de berm te parkeren.

VR 2017/140 Strafrechtelijke aansprakelijkheid voor ernstige verkeersdelicten

Artikel
VR 2017/140 Strafrechtelijke aansprakelijkheid voor ernstige verkeersdelicten Een uitgebreide boekbespreking Mr. A.E. Harteveld * * Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, redacteur Verkeersrecht. 1. Inleiding Al in juli 2015 verscheen, in het Engels, het boek Criminal Liability for Serious Traffic Offences, Essays on Causing Death, Injury and Danger in Traffic. Het boek bevat bijdragen die zijn gebundeld naar aanleiding van het eerder in Groningen, onder auspiciën van de Rijksuniversiteit aldaar gehouden congres over de strafbaarstelling van ernstige verkeersdelicten in een aantal

VR 2017/142 Rijden onder invloed. Contra-expertise. THC-concentratie.

Jurisprudentie
Van "een onderzoek" als bedoeld in art. 163, vierde lid, WVW 1994 (bloedonderzoek) is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd. Tot die waarborgen behoort naar geldend recht niet dat na onderzoek van het afgenomen bloedmonster (onverwijld) aan de verdachte wordt medegedeeld dat hij recht heeft op een tegenonderzoek naar de THC-concentratie in het bloed.