Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

VR 2025/12 Cassatie in het belang der wet. Proceskostenvergoeding administratiefberoepsfase. Wijziging van sanctiebedrag door regelgever tijdens beroepsprocedure.

Jurisprudentie

Advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft beroep in cassatie in het belang der wet ingesteld over de vraag in hoeverre op grond van de Wahv een proceskostenvergoeding moet worden toegekend ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand indien na het opleggen van de sanctie het boetebedrag is verlaagd door de wetgever. Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht als uitgangspunt genomen dat wanneer er na het begaan van een overtreding, waarvoor een administratieve sanctie is of wordt opgelegd, een wijziging in de regelgeving plaatsvindt die leidt tot een gunstigere sanctie, deze

VR 2025/10 Una via-beginsel. Geen melding van afdoening via twee trajecten. Strijd met Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen.

Jurisprudentie

De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat sprake is van schending van het una via-beginsel. Volgens de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen (hierna: de Aanwijzing) is afdoening via zowel de strafrechtelijke als administratiefrechtelijke weg slechts toegestaan in uitzonderlijke gevallen, waar hier geen sprake van zou zijn. Bovendien zou de vereiste melding niet zijn gedaan van afdoening via twee trajecten. Het hof ziet geen aanleiding om de inleidende beschikking te vernietigen enkel om het feit dat in het zaakoverzicht geen melding is gemaakt van de

VR 2025/01 Onevenredige boetes voor verkeersovertredingen op grond van de Wet Mulder

Artikel
VR2025-1_illu
De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv dan wel Wet Mulder) is op 1 september 1990 in werking getreden. Met de inwerkingtreding van die wet werden gedragingen die voorheen strafbaar waren gesteld bestuursrechtelijk afgedaan. De kantonrechter bleef de bevoegde rechter, maar dan in de hoedanigheid van bestuursrechter bij wie beroep kan worden ingesteld. De positie van de Wet Mulder was toentertijd een belangrijk punt van discussie in de academische literatuur. De Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin de bestuurlijke boete werd geregeld, bestond nog niet. Algemeen wordt aangenomen dat deze wet kan worden aangemerkt als het eerste voorbeeld van bestuursstrafrecht ‘pur sang’, een rechtsgebied dat ligt tussen het strafrecht en het bestuursrecht. ‘Het is strafrecht in een bestuursrechtelijk jasje’.

VR 2024/77 Niet tijdig beslissen officier van justitie op 433 administratieve beroepen tegen verkeersboetes op grond van de Wahv.

Jurisprudentie

De kantonrechter doet uitspraak in 433 zaken over het niet tijdig beslissen door de officier van justitie op administratieve beroepen tegen verkeersboetes op grond van de Wahv. De kantonrechter benoemt dat, hoewel de kantonrechter als bijzondere bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van deze zaken, de wetgever de rechter geen uitspraakmogelijkheden heeft gegeven voor niet tijdig beslissen in Wahv-zaken. Bovendien kan bij Wahv-zaken de Awb niet analoog worden toegepast in een procedure over niet tijdig beslissen. De rechtbank concludeert dat als iemand in beroep gaat tegen het niet tijdig

VR 2024/46 Kentekenaansprakelijkheid deelscooter.

Jurisprudentie

Aan het deelscooterbedrijf 'Felyx' is een sanctie opgelegd in het kader van overtreding van de Wahv vanwege een verkeerd geparkeerde bromfiets. Tegen deze sanctie is door Felyx beroep ingesteld. Volgens Felyx is zij niet aansprakelijk als kentekenhouder aangezien de scooter ten tijde van de gedraging nog was verhuurd. Volgens de algemene voorwaarden van Felyx eindigt de huurovereenkomst pas wanneer de scooter correct is geparkeerd. Ingevolge hiervan meent Felyx dat de beschikking dient te worden vernietigd op grond van art. 8 sub b Wahv. De kantonrechter overweegt dat aangezien Felyx enkel

VR 2024/45 Kentekenaansprakelijkheid deelscooter.

Jurisprudentie

Aan het deelscooterbedrijf 'Check' is een sanctie opgelegd in het kader van overtreding van de Wahv vanwege een verkeerd geparkeerde bromfiets. Tegen deze sanctie is door Check beroep ingesteld. Volgens Check is zij niet aansprakelijk als kentekenhouder aangezien de scooter ten tijde van de gedraging nog was verhuurd. Volgens de algemene voorwaarden van Check eindigt de huurovereenkomst pas wanneer de scooter correct is geparkeerd. Op basis hiervan meent Check dat de beschikking dient te worden vernietigd op grond van art. 8 sub b Wahv. De kantonrechter overweegt dat deze conclusie niet volgt

VR 2024/15 Het einde van de 'ncnp'-bureautjes

Column 13 februari 2024
Bij de meeste rechtbanken op de afdelingen kanton puilen de voorraadkasten uit met beroepen tegen verkeersboetes. Het gaat veelal niet om beroepen van burgers aan wie onterecht verkeersboetes zijn opgelegd, maar om beroepen die door ‘no cure no pay’-bureaus zijn ingesteld. Die bureautjes lieten zich op grote schaal machtigen om namens beboete verkeerszondaars beroepsprocedures volgens de WAHV te voeren. De inzet van procedures was niet gericht op het ongedaan maken van materieel onrecht, maar op het zodanig voeren van beroepsprocedures dat uiteindelijk een proceskostenvergoeding in de wacht kon worden gesleept. Die vergoeding kwam ten goede aan de ncnp-bureautjes. Zij hielden daar een dik belegde boterham aan over.

VR 2024/19 Vermindering verkeersboete en proceskosten bij te late uitspraak.

Jurisprudentie

De kantonrechter vermindert ambtshalve de verkeersboete vanwege een te late uitspraak in de zaak. De kantonrechter beslist echter niet dat de proceskosten moeten worden vergoed voor de fase waarin te laat uitspraak wordt gedaan. Hierbij gaat de kantonrechter in op zogeheten no cure no pay-bureau's die vele Wet Mulderzaken voeren. Volgens de rechter is het niet redelijk om een proceskostenvergoeding toe te kennen als de reden daarvoor mede in procedeergedrag is gelegen.

VR 2023/129 Rijden met scooter in voetgangersgebied. Billijkende omstandigheid?

Jurisprudentie

Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht)(brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijv. rijden op trottoir, voetpad)”. De betrokkene heeft met zijn scooter door het voetgangersgebied gereden. Door al duwend zijn weg te vervolgen heeft de betrokkene de scooter bestuurd. Dat hij dit deed terwijl de motor niet in werking was gesteld, brengt niet mee dat hij die bromfiets niet bestuurde en niet als bestuurder daarvan in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 kan