Zoeken

22 resultaten gevonden

  1. VR 2023/01 Nieuwe voertuigeisen: volle vaart vooruit?

    Artikel
    Op 6 juli jl. trad de Europese General Safety Regulation, ook wel Algemene Veiligheidsverordening genoemd, in werking. Deze Verordening introduceert – deels ingrijpende – nieuwe voertuigeisen die zich, via de Europese type-goedkeuring, zullen doen gelden op de Nederlandse openbare weg. Een aantal opvallende nieuwe voertuigeisen zullen hieronder, na een korte algemene beschouwing, worden besproken. Het gaat daarbij om de eisen aan de bestuurdermonitoringssystemen, de event data recorder, maatregelen ten aanzien van cybersecurity en de toelating van twee technologieën die een stap richting autonoom rijden zetten.
  2. VR 2023/02 Verkeersrecht en Autonome Voertuigen: “zoek de fout” wordt problematisch

    Artikel
    Als men de te verwachten innovaties binnen de voertuigtechnologie beziet, lijkt autonomie het sleutelwoord. In de Europese Unie (en ver daarbuiten) richten onder meer wetgevers en de autofabrikanten hun pijlen op het doen ontwikkelen en toepassen van kunstmatige intelligentie om daarmee het rijden verregaand te automatiseren. De Amerikaanse Society of Automotive Engineers heeft de stappen in de (te verwachten) autonomisering gerubriceerd in een standaard. De SAE onderscheidt zes stappen, van level 0 “no automation” tot level 6 “full automation”. De tussenliggende stappen zijn: 1, “driver assistance” die de situatie beschrijft waarin enkele rijtaken kunnen worden overgenomen door het voertuig; 2, “partial automation” waarbij versnellen, remmen en sturen gedeeltelijk door het voertuig wordt gedaan maar de bestuurder te allen tijde de controle moet kunnen overnemen; 3, “conditional automation” waarbij sommige aspecten van het rijden volledig worden uitgevoerd door het voertuig (zoals rijden op de snelweg en in de file), en een bestuurder af en toe nog zal moeten ingrijpen; 4, “high automation” waarbij in principe alle rijtaken door het voertuig zelf kunnen worden uitgevoerd, maar een bestuurder desgewenst nog zou kunnen ingrijpen.
  3. VR 2023/03 Zwarte inkomsten niet vergoeden? Een reactie.

    Artikel
    In hun lezenswaardige artikel in het twaalfde nummer van Verkeersrecht van 2022 (VR 2022/177) geven mrs. L.K. de Haan en V. Oskam aan dat het arrest Van Ginhoven/Mommers, HR 24 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8453, in de praktijk zó wordt uitgelegd dat gemist zwart werk, mits aangetoond, binnen het aansprakelijkheidsrecht op netto basis moet worden gecompenseerd. Naar mijn mening is dat een niet geheel juiste, namelijk te beperkte, uitleg van die uitspraak.
  4. VR 2023/100 De BGK-pilot

    Artikel
    “Het zou goed zijn, wanneer deze uitgave er mede toe zou kunnen bijdragen dat discussies over (de omvang van) buitengerechtelijke kosten tot het verleden behoren. Niet zelden vertroebelt die discussie het verloop van de schaderegeling. Beide partijen zouden gediend zijn bij duidelijkheid vooraf, mits die duidelijkheid bestaat uit een regeling, waarin beide partijen zich kunnen vinden.” “Discussies over buitengerechtelijke kosten zijn nog altijd aan de orde van de dag, ondanks de initiatieven die zijn ondernomen om deze te vermijden.” Het eerste citaat is uit 2000 en komt uit de uitgave van PIV in 2000 “Buitengerechtelijke kosten: vijf visies op de redelijkheid”. De toon in het voorwoord over de toen ook al bestaande BGK-discussie was nog optimistisch. In het tweede citaat uit 2012 heeft de moedeloosheid duidelijk toegeslagen. Ook de artikelen van verzekeraarszijde en slachtofferadvocatenzijde in het themanummer van Letsel & Schade over BGK (2016) stemden niet tot optimisme. In mijn artikel uit 2020 voor dit tijdschrift maakte ik echter wel melding van pogingen om de BGK-discussie in rustiger vaarwater te leiden. Er liepen toen een paar projecten waarbij tussen verzekeraars en slachtofferadvocaten geprobeerd werd om (ook) afspraken over betaling van de kosten rechtsbijstand te maken. Eén daarvan betrof een project van de LSA en verzekeraars over een BGK-voorschotregeling. Ten aanzien van dit laatste project pak ik in dit artikel de draad weer op, omdat dit project de fase van de steigers inmiddels is ontgroeid en steeds meer vorm krijgt. Het gaat om procesafspraken over buitengerechtelijke kosten in een pilot van de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA) en het Platform Personenschade (voorheen: PIV), hierna kortweg aangeduid met ‘BGK-pilot’.
  5. VR 2023/101 Over schuld, schulduitsluiting en aansprakelijkheid

    Artikel
    De bovenstaande uitroep vormt de allereerste zin van het proefschrift dat ik begin 2022 heb verdedigd. In het onderzoek stond de rechtvaardiging van – op het eerste gezicht – onrechtmatig optreden centraal. En van daaruit ging het onderzoek, de zojuist geciteerde aansporing indachtig, terug naar de onrechtmatige daad. Het leidde langs de scheidslijn van rechtmatige en onrechtmatige daad, de invloed van een voorafgaande gedraging op de onrechtmatigheid, de betekenis van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voor het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, overwegingen over de leer-Smits, tot beschouwingen over de invloed van een mogelijk gerechtvaardigde gedraging op het oordeel over de onrechtmatigheid en de omvang van de schadevergoedingsplicht. Bijna terloops kwam ook het begrip schuld aan de orde – eveneens mede bezien vanaf de “andere kant”: daar waar de schuld niet (meer) aangenomen wordt, namelijk bij de aanwezigheid van schulduitsluitingsgronden. Bij de bespreking van dat thema ging ik na wat de beschouwing van de schulduitsluitingsgronden kon bijdragen aan het begrijpen van het leerstuk schuld. De redactie van Verkeersrecht verzocht mij om een van de thema’s uit mijn proefschrift te bewerken tot een artikel. Aan die wens voldoe ik graag en ik neem de kans te baat om nogmaals stil te staan bij het thema Schuld.
  6. VR 2023/112 De begroting van de schade door het verlies van arbeidsvermogen:

    Artikel
    Het verlies van arbeidsvermogen is één van de meer ingrijpende gevolgen bij het ontstaan van letselschade. Deze gevolgen raken niet alleen het dagelijks leven van de gelaedeerde, maar raakt ook de financiële bestaanszekerheid. Verlies van arbeidsvermogen is de aantasting – geheel of gedeeltelijk – van de capaciteit die de gelaedeerde heeft om door het verrichten van (onbetaalde) arbeid een economisch voordeel te krijgen. Deze aantasting kan tijdelijk maar ook blijvend van aard zijn.1) De schade die door deze aantasting ontstaat is de schade door het verlies van arbeidsvermogen.
  7. VR 2023/113 Fietshelm voor kinderen:

    Artikel
    Het aantal verkeersslachtoffers blijft jaarlijks stijgen, ondanks alle interventies, in plaats van de door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verwachte en gewenste daling. Het aantal ernstige verkeersgewonden steeg van 2000-2018 met 36%. Van 2013-2022 is de stijging bij fietsers met ernstig letsel 40%. In 2022 waren dit 57.000 fietsers met ernstig letsel. “Voorkomen is beter dan genezen”. Zeker geldt dit spreekwoord voor de ernstige en vaak invaliderende hoofdhersenletsels, die door fietsongevallen te regelmatig ontstaan. Fietshelmen kunnen het optreden van schedelhersenletsel aanzienlijk beperken en de ernst reduceren. Het Centraal Planbureau berekende in 2020 dat ieder jaar 45 verkeersdoden en 1.400 ernstige verkeersgewonden voorkomen kunnen worden door het verplichten van een fietshelm voor kinderen tot de leeftijd van 12 jaar en voor E-bikers. Daarom zijn veel artsen een voorstander van het dragen van een fietshelm, zeker voor kinderen. Hoewel – vooral voor kinderen tot 18 jaar – het dragen van een fietshelm in meerdere landen bij wet formeel verplicht gesteld is, blijft het standpunt van de verantwoordelijke ministers: geen wettelijke verplichting, maar “vrijwillig gebruik stimuleren”.
  8. VR 2023/127 Zaakwaarneming door uitwijken in het verkeer

    Artikel
    Elke onverplichte handeling in het belang van een ander kan zaakwaarneming zijn. Daarom is het nuttig om aan zaakwaarneming te denken als er schade ontstaat bij een belangenbehartiging die zonder contract is verricht. Toch wordt er in het verkeersrecht weinig over zaakwaarneming geschreven. Er zijn echter tal van situaties waarin het handelen van een verkeersdeelnemer zaakwaarneming is. Dit artikel gaat in op de vraag of het uitwijken om een aanrijding te voorkomen, zaakwaarneming is. Eerst wordt uiteengezet wat zaakwaarneming inhoudt en of uitwijken als een zaakwaarnemingshandeling kan worden gezien (par. 2). Daarna wordt specifiek ingegaan op het vereiste van ‘willens en wetens’ andermans belang behartigen. Voor een goed begrip van het vereiste komt eerst het rechtshistorisch en rechtsvergelijkend perspectief aan bod (par. 2.1). Vervolgens komt aan de orde of iemand ‘willens en wetens’ uitwijkt (par. 2.2). Schoordijk stelde in 1985 dat uitwijken een vorm van zaakwaarneming is, wat in 1986 betwist is door Hartkamp in de Asser-serie. De argumenten van Hartkamp staan nog ongewijzigd in de Asser-serie, terwijl ze niet heel overtuigend zijn (par. 2.3). Dat dit onderwerp sinds 1986 bijna geen aandacht heeft gekregen, is voor de praktijk een gemis. Soms kan schade namelijk alleen verhaald worden met een vordering uit zaakwaarneming. Daarnaast is de stelplicht en bewijslast van de bestuurder lichter bij zaakwaarneming dan bij een vordering uit onrechtmatige daad (par. 3).
  9. VR 2023/128 Congressen van de Europese vereniging van verkeersongevallen-onderzoekers

    Artikel
    De Europese vereniging van verkeersongevallen-onderzoekers (verder: EVU) houdt jaarlijks een vakcongres waarin de meest recente ontwikkelingen worden gepresenteerd op het gebied van technisch onderzoek en technische analyse bij verkeersongevallen. Tijdens het congres worden presentaties verzorgd door politieonderzoekers, wetenschappers en particuliere ongevallenonderzoekers. In oktober 2021 werd het congres digitaal georganiseerd door de bij EVU aangesloten Israëlische organisatie van ongevallenonderzoekers; in 2022 door de Franse EVU-organisatie en vond het congres plaats in het gebouw van het Europees Parlement in Straatsburg. In veel Europese landen beperkt het werk van de politie zich tot het opnemen van de sporen. De analyse van het ongeval wordt dan in handen gegeven van een particulier onderzoeksbureau. Die bureaus werken zowel voor de overheid als voor verzekeraars en civiele procespartijen. Het systeem in Nederland waarin ten behoeve van de strafrechtelijke afwikkeling zowel spooropname als analyse van het ongeval door de politie plaatsvinden is daarom vrij uniek. Verder valt op dat de Nederlandse officier van justitie in een vroeger stadium bij het opsporingsonderzoek van ernstige verkeersongevallen is betrokken dan in andere Europese landen het geval is. Wetenschappelijk onderzoek op het gebied van verkeersongevallenanalyse laat zich op hoofdlijnen als volgt beschrijven. Er wordt eerst een algemene datacollectie gemaakt van ongevallen en van reconstructies van ongevallen. Die datacollecties zijn input voor enerzijds computermodellen om analyses te kunnen maken van concrete ongevallen. Anderzijds zijn die reconstructies/proefnemingen input voor validatie-studies voor meetinstrumenten waarmee voertuigen steeds meer standaard zijn voorzien (zoals bijv. EDR (electronic data recording)). Een deel van de presentaties op de congressen richtte zich met name op de weergave van de voortgang op het hiervoor aangeduide wetenschappelijk terrein en zal hier niet worden besproken. In dit artikel wordt van een aantal presentaties van de congressen van 2021 en 2022 een korte samenvatting gegeven, met daarbij enkele opmerkingen van mijn hand over de praktische bruikbaarheid van de geboden informatie voor de strafrechtelijke beoordeling van ongevalszaken. Die samenvattingen zijn steeds onderverdeeld in een aantal themagroepen zoals toekomst van ongevallenonderzoek, dataverzameling en data-analyse, ‘human factors’, voertuigen, reconstructie-methodieken, verkeersgedrag, biomechanica. De voertaal van het congres was de Engelse taal; de titels van de presentaties zijn daarom in die taal vermeld.
  10. VR 2023/137 Publieke opinie en verkeersstrafrecht

    Artikel
    Het is algemeen bekend dat de relatie tussen de publieke opinie en de strafrechtspleging vaak gespannen is. De publieke opinie is, als product van in de maatschappij levende opvattingen, nu eenmaal niet vrij van emoties en geestdriften, en dat botst nog wel eens met de rationele distantie die kenmerkend is voor de strafrechtspleging. Deze spanning treedt waarschijnlijk het meest duidelijk naar voren bij strafbare feiten in de sfeer van de zeden en die in het verkeer. Een substantieel deel van de Nederlanders (zo’n 70%) vindt dat de straffen die in Nederland worden opgelegd over het algemeen ‘te licht’ zijn, en verkeerszaken lenen zich er bij uitstek voor om dat (voor)oordeel te bevestigen. In de nasleep van een ernstig verkeersongeval ontstaat dan ook geregeld iets wat criminologen ‘morele paniek’ noemen: grote maatschappelijk verontwaardiging over een gebeurtenis (het verkeersongeval en de strafrechtelijke reactie daarop) dat als symptomatisch wordt beschouwd voor een grotere maatschappelijke misstand (lankmoedige rechters, een tekortschietend strafrecht), waardoor disproportionele aandacht voor dat incident ontstaat.
  11. VR 2023/15 Uitgangspunten voor een vereenvoudigde afwikkeling van letselschades

    Artikel
    Jaarlijks raken meer dan 70.000 mensen gewond in het verkeer bij een ongeval waarvoor een ander aansprakelijk is. En helaas neemt dat aantal nog ieder jaar toe. Ook buiten het verkeer ontstaan er jaarlijks vele ongelukken waarvoor een ander aansprakelijk is, bijvoorbeeld in de privé-situatie of op de werkvloer. Van de ene op de andere dag verandert dan het leven voor deze personen en hun naasten. Herstellen van het opgelopen letsel en een terugkeer naar het leven zoals dat was vóór het ongeval, is wat iedereen graag wil maar helaas is dat niet voor iedereen altijd mogelijk. Naast alle emoties die een ongeval oproept en de tijd en energie die het herstel vraagt, krijgen benadeelden te maken met het proces om de schade die zij lijden als gevolg van het letsel, af te wikkelen. Een tegenwoordig helaas vaak al snel geformaliseerd en gejuridiseerd proces, dat vaak meer gericht lijkt te zijn op het proces van schaderegeling door de betrokken professionals, dan op het herstel en de behoeften van de benadeelde.
  12. VR 2023/31 De ontwikkeling van automatische nummerplaatherkenning voor opsporingsdoeleinden in Nederland

    Artikel
    Zowel publieke als private organisaties maken in Nederland gebruik van camera’s langs de weg om het verkeer te monitoren. Zo beheert Rijkswaterstaat 3.000 camera’s om verkeersstromen te monitoren langs wegen, tunnels en bruggen. De politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar) en het Openbaar Ministerie (OM) gebruiken soortgelijke camera’s voor opsporings- en handhavingsdoeleinden. Deze camera’s kunnen automatisch kentekens herkennen van passerende voertuigen, zodat bijvoorbeeld trajectcontroles kunnen worden uitgevoerd of voortvluchtige personen kunnen worden aangehouden. Tot 2019 was het gebruik van deze camera’s beperkt tot het registeren van een overtreding of het registreren van een voertuig dat gesignaleerd stond. Sinds 1 januari 2019 is het mogelijk om met deze camera’s kentekengegevens van alle passerende voertuigen voor een periode van vier weken op te slaan en aan opsporingsambtenaren die het onderzoek uitvoeren te verstrekken. Zij kunnen daarnaast een foto van het voertuig ontvangen. De inzittenden van het voertuig moeten door een daartoe geautoriseerde opsporingsambtenaar onherkenbaar worden gemaakt. Op basis van het nieuwe artikel 126jj Wetboek van Strafvordering (hierna 126jj) kan de politie deze gegevens inzien ten behoeve van de opsporing van een misdrijf of van voortvluchtige personen. De wet is na invoering gemonitord en geëvalueerd. De wet was op het moment van inwerkingtreding tijdelijk van aard, maar is mede op basis van de resultaten uit de evaluatie permanent geworden. In het onderhavige artikel wordt ingegaan op de ontwikkeling van automatische nummerplaatherkenning in Nederland, de achtergrond en juridische aspecten van de nieuwe wet en ten slotte op de belangrijkste bevindingen uit de evaluatie.
  13. VR 2023/32 Meer grip op art. 6:101 BW in personenschadezaken

    Artikel
    Eigen schuld is een kernleerstuk binnen het aansprakelijkheidsrecht, zo ook binnen het personenschaderecht. Niettemin gaat dit in art. 6:101 BW geregelde leerstuk gebukt onder een zogeheten grabbelton-effect en loterij-karakter: op voorhand is moeilijk in te schatten wélke omstandigheden een rol spelen bij de beoordeling van eigen schuld en evenzo wat vervolgens de uitkomst van de – aan de hand van de eenmaal relevant geachte omstandigheden – te maken afweging zal zijn. Vrij kort na de invoering van art. 6:101 BW in 1992 werd al geklaagd dat deze bepaling in de personenschadepraktijk ‘moeizame’ afwegingen vergt, voor de jurist ‘nauwelijks houvast’ biedt omdat toetsingscriteria ‘ontbreken of op zijn minst uiterst diffuus’ zijn, ‘te veel voor het incasseringsvermogen’ betreft en zelfs ‘niet toepasbaar’ is. In de loop der tijd is het beeld niet veel veranderd. Nog altijd is in min of meer vergelijkbare casus sprake van niet of maar moeilijk te verklaren verschillen in de toepassing van art. 6:101 BW. Dat is met het oog op de rechtsgelijkheid, voorspelbaarheid en aanvaardbaarheid van eigen-schuld-beslissingen onwenselijk. Zeker wanneer wordt bedacht dat juist in gevallen van personenschade veel op het spel kan staan; zowel voor het slachtoffer als de betalende partij vertegenwoordigt een ‘korting’ op de schadevergoeding vanwege eigen schuld al gauw ‘serieus’ geld. Ik meen dan ook dat het hoog tijd is voor een verbeterslag in de praktische hanteerbaarheid van art. 6:101 BW in personenschadezaken. Van de Hoge Raad zal de helpende hand hoogstwaarschijnlijk niet komen, aangezien oordelen over eigen schuld zich grotendeels aan de beoordeling in cassatie onttrekken. Dit terwijl de wetgever – de wetsgeschiedenis van art. 6:101 BW beslaat slechts drie pagina’s – het vooral aan de praktijk heeft overgelaten om invulling aan het leerstuk eigen schuld te geven. In mijn oratie heb ik daarom ‘de personenschadebranche’ (belangenbehartigers, advocaten, verzekeraars, feitenrechters) opgeroepen als het ware te komen tot een ‘spoorboekje’, waarin dossieroverstijgende ‘spelregels’ worden neergelegd over hoe met eigen schuld om te gaan. Met mijn oratie hoop ik een startschot te hebben gegeven, waarbij ikzelf al een aantal mogelijke ‘spelregels’ ter toepassing van art. 6:101 BW heb voorgesteld. In deze bijdrage werk ik alvast één specifieke ‘spelregel’ schriftelijk uit, geïnspireerd op de zogeheten ‘letselpiramide’ die in het verleden in het welbekende Smartengeldboek van de ANWB heeft gestaan. Aan de hand daarvan is in mijn ogen meer grip te krijgen op de factor ‘de ernst van het letsel’ in het kader van de in art. 6:101 BW genoemde billijkheid.
  14. VR 2023/47 Naar een nieuwe afwikkeling van medische schade?

    Artikel
    Als er iets misgaat in de behandeling van een patiënt, is het belangrijk dat de zorgverlener of zorgaanbieder open is naar de patiënt of diens nabestaanden. Onderzoek van Smeehuijzen e.a. naar de opvang en schadeafwikkeling na ongewenste gevolgen van medisch handelen liet zien dat patiënten er belang aan hechten dat zij goed worden geïnformeerd over wat er is gebeurd en wat de zorgaanbieder doet om daar achter te komen; dat er verantwoordelijkheid wordt genomen en eventueel excuses worden gemaakt; dat er duidelijkheid wordt gegeven over de gevolgen voor de gezondheid van de patiënt, dat er maatregelen worden genomen ter voorkoming van een vergelijkbare gebeurtenis in de toekomst en dat financiële schade wordt vergoed. Smeehuijzen e.a. brengen e.e.a. samen onder de noemer ‘open disclosure’. De auteurs constateren dat aan de behoeften van patiënten nog niet altijd tegemoet wordt gekomen.
  15. VR 2023/48 Secundaire victimisatie bij letselschade

    Artikel
    In editie 7/8, jaargang 2022 van Verkeersrecht beschrijft Sap een schadeprocedure die uit de hand is gelopen. De casus betreft een zaak waarbij een fietser door een auto werd aangereden en het letsel ernstiger gevolgen blijkt te hebben dan eerder voorzien. Na een bevoorschotting door de verzekeraar die niet overeenkomt met de geleden schade, een niet (op tijd) ingeschakelde arbeidsdeskundige, grote financiële zorgen bij de betrokkene en een twijfel over de mogelijke omvang van het verlies aan verdienvermogen, gaat de verzekeraar eenzijdig over tot het afwikkelen van de zaak. De betrokkene is van mening dat die eenzijdige afwikkeling onrechtmatig is en stapt naar de deelgeschilrechter, die de verzekeraar veroordeelt tot voortzetting van de onderhandelingen op basis van een herstelgerichte schadebehandeling. In het laatste deel van zijn noot concludeert Sap dat dit hele traject alleen verliezers kent. In de eerste plaats is de benadeelde een verliezer omdat zijn schade niet werd vergoed en hij het letselschadetraject met wantrouwen zal vervolgen. Ook de verzekeraar is verliezer omdat zij weer moet terugkomen op haar standpunt en omdat de schade door deze opstelling nog hoger uitvalt. Tot slot verliest de gehele letselschadebranche omdat, de poging het slachtoffer centraal te stellen ten spijt, deze zaken wel het beeld van verzekeraars bij het grotere publiek kleuren. De casus die Sap beschrijft is een voorbeeld van vaker ervaren problematiek waarin een letselschadeprocedure lang voortduurt en de benadeelde het proces vanwege verschillende elementen als (zeer) belastend ervaart. In de noot wordt de term ‘secundaire victimisatie’ niet genoemd, maar de kenmerken van deze zaak passen de definitie. De meest gangbare komt uit het strafrecht en wordt ook steeds meer genoemd in civiele context: ‘hernieuwd slachtofferschap en een verergering van het oorspronkelijke leed als gevolg van juridische procedures en de houding van professionele partijen en sociale omgeving op rechtszoekenden’. Secundaire victimisatie kan het gevolg zijn van de houding van anderen, in het bijzonder professionele partijen, zoals de (schaderegelaar van) de verzekeraar. Van secundaire victimisatie gaat een zekere ernst uit en daarmee is het meer dan enkel vervelend, er wordt schade toegevoegd. In de civielrechtelijke juridische literatuur wordt secundaire victimisatie soms ook wel ‘schaderegelingstrauma’ of ‘procestrauma’ genoemd. Echter, er is nog veel onduidelijkheid over. Wij willen in dit artikel delen wat er vanuit empirisch/psychologisch/victimologisch perspectief aan kennis over het onderwerp secundaire victimisatie is en hoe deze kennis de juridische discussie zou kunnen voeden.
  16. VR 2023/58 Rechtvaardigende zwaailichten en sirenes?

    Artikel
    Bestuurders van voorrangsvoertuigen genieten een zekere uitzonderingspositie. Deze is verankerd in Hoofdstuk VI ‘Ontheffingen en vrijstellingen’ van het RVV 1990: bestuurders van onder andere politieauto’s, ambulancevoertuigen en brandweerwagens mogen op grond van art. 91 afwijken van de voorschriften van dat besluit voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist. In het kader van het verrichten van ‘een dringende taak’ mogen zij, wanneer optische signalen en geluidssignalen worden gevoerd, bijvoorbeeld snelheidslimieten overschrijden en door een rood verkeerslicht rijden. Bovendien dienen andere weggebruikers, op grond van art. 50 RVV 1990, de bestuurders van voorrangsvoertuigen voor te laten gaan. Deze uitzonderingspositie staat er echter niet aan in de weg dat bestuurders van voorrangsvoertuigen niet zelden zelf betrokken zijn bij verkeersongevallen, al dan niet in de hoedanigheid van ‘veroorzaker’. Blijkend uit cijfers van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid ging het in de periode tussen 1 januari 2020 en 31 december 2021 om 219 geregistreerde ongevallen met 102 gewonden. Een dergelijk ongeval kan onder omstandigheden de aanleiding vormen voor strafrechtelijke vervolging van de bestuurder van het voorrangsvoertuig, bijvoorbeeld vanwege het in art. 6 WVW 1994 strafbaar gestelde. De vraag rijst of de bestuurder straffeloos kan blijven, alsmede op grond waarvan dat dan precies zou kunnen. In deze bijdrage wordt nader ingegaan op (de grondslag van) eventuele straffeloosheid in gevallen waarin deze materie speelt. Daartoe wordt allereerst het wettelijk kader geschetst van vestiging en uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid (par. 2). Daarbij wordt ook ingegaan op de relatie of verhouding tussen afzonderlijke grondslagen van uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Daarna vindt een bespreking van jurisprudentie plaats en wordt ontwaard in hoeverre bepaalde verweren kans van slagen hebben (par. 3). Vervolgens worden de bevindingen uit de theorie en praktijk nader beschouwd en worden enkele problematische aspecten voorzien van verdere bespreking (par. 4). Ten slotte worden afsluitende opmerkingen gemaakt over de grondslag van straffeloosheid in geval van ongevallen waarbij voorrangsvoertuigen zijn betrokken (par. 5).
  17. VR 2023/67 Aanmerkelijke schuld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 – wat is de maatstaf?

    Artikel
    ‘Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht.' ‘De meetlat waarlangs het optreden van de bestuurder wordt gelegd, bestaat uit de eisen die aan de gemiddeld oplettende en verstandige weggebruiker mogen worden gesteld. Blijft de verdachte daarbij aanzienlijk achter, dan handelt hij met de door artikel 6 WVW vereiste schuld.’ ‘Voor de bewezenverklaring van dood door schuld is vereist dat de dader minder nagedacht heeft, minder wist, minder beleid aanwendde en minder oplettend was dan de mens in het algemeen.’ ‘Het is en blijft een hachelijke maatstaf die de rechter in deze ter beschikking staat, maar er is geen alternatief.’
  18. VR 2023/79 Voorstel nieuwe richtlijn productaansprakelijkheid

    Artikel
    Op 28 september 2022 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een nieuwe richtlijn productaansprakelijkheid. Met het voorstel wordt beoogd om de bestaande, uit 1985 daterende, regeling weer ‘bij de tijd’ te brengen. Hoewel de Commissie vooropstelt dat de richtlijn over het geheel genomen nog effectief en relevant is, stelt zij vast dat deze ook een aantal tekortkomingen vertoont. Zo laten de definities en concepten uit de bijna 40 jaar oude richtlijn zich niet eenvoudig toepassen op producten uit de moderne digitale en circulaire (meer op hergebruik gerichte) economie, stelt de bewijslast ten aanzien van de gebrekkigheid en het causaal verband in relatie tot bepaalde producten zoals geneesmiddelen, ‘smart products’ of AI slachtoffers voor (te grote) uitdagingen en vormen bepaalde regels in de bestaande richtlijn een onwenselijke belemmering voor het indienen van een schadeclaim (denk bijvoorbeeld aan de regel dat zaakschade onder de € 500,- op basis van de richtlijn niet wordt vergoed). Het voorstel behelst een volledige en ingrijpende herziening van de bestaande richtlijn. Het is er in belangrijke mate op gericht dat de aansprakelijkheidsregels beter zijn toegerust op de aard en de risico’s van producten in het digitale tijdperk. Maar het voorstel beperkt zich daar niet toe. Het beoogt ook veilig te stellen dat er altijd een partij in de EU is die aansprakelijk kan worden gesteld voor producten met gebreken, ook wanneer deze door consumenten rechtstreeks zijn gekocht van fabrikanten buiten de EU (iets wat in toenemende mate gebeurt). Daarnaast bedoelt het voorstel de bewijslast in complexe zaken te verlichten. Ook wordt er gestreefd naar meer rechtszekerheid door de richtlijn productaansprakelijkheid beter af te stemmen op het nieuwe wetgevingskader voor het verhandelen van producten en de regels inzake productveiligheid, en door deze aan te passen aan de op de richtlijn betrekking hebbende jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.
  19. VR 2023/80 Nieuwe productaansprakelijkheidsregels en AI: goed voor innovatie en acceptatie?

    Artikel
    AI, de veelgebruikte afkorting voor “artificial intelligence”, in het Nederlands wel aangeduid als “kunstmatige intelligentie”, staat volop in de belangstelling. Hoewel AI niet eenvoudig te definiëren is, bevat AI-technologie, door een juridische bril beschouwd, een aantal interessante aspecten dat AI onderscheidt van andere technologieën. Eén van die eigenschappen is dat AI vaak over een vorm van “autonomie” beschikt. Autonomie is ook een lastig te omkaderen concept, maar kan door een jurist worden begrepen als besliscapaciteit van een systeem. Daarbij gaat het om beslissingen van een systeem (dus “kunstmatig”) die voorheen door mensen zouden worden genomen en die een gevolg kunnen hebben in het echt of in het recht. Denk bijvoorbeeld aan de beslissing van een volledig zelfrijdend voertuig om een ander voertuig in te halen waarbij een ander voertuig wordt aangereden. Of, in positievere zin, een pathologie-algoritme dat een bepaalde celstructuur aanmerkt als tumorweefsel dat door het menselijke oog niet als zodanig zou worden geïdentificeerd. Autonomie is geen tweeledig concept en komt in vele gradaties voor: hoe groter de systemische besliscapaciteit, des te groter de mate van autonomie van het systeem. Autonomie veronderstelt een bepaalde mate van “intelligentie”. Intelligentie kan worden gezien als het vermogen om gedrag aan te passen aan veranderende omstandigheden. Daarvoor zijn eigenschappen nodig als leren (i.e. “machine learning”), redeneren, het oplossen van problemen, het waarnemen van de omgeving en het begrip van taal. Technologie met bepaalde mate van AI is sterk in opkomst. Denk bijvoorbeeld aan chirurgische robots, medische diagnostiek, of aan “generatieve AI” die teksten genereert zoals het intussen vermaarde ChatGPT.

Zoektips

  • Check of de spelling van de zoekterm klopt
  • Weet u het publicatienummer van een uitspraak of artikel, toets dan bijvoorbeeld in “2021/68”. Het publicatienummer dient dus tussen aanhalingstekens te staan. (N.B.: artikelen hebben vanaf 2011 een publicatienummer; uitspraken hebben allemaal een publicatienummer.) Om een artikel of uitspraak te vinden met een publicatienummer onder de 10 of vlak onder de 100, is het soms nodig om er een nul voor te typen. Bijvoorbeeld “2022/08” of “2021/090”.
  • Gebruik meerdere zoektermen voor een zo relevant mogelijk resultaat:
    • Zoekt u een artikel/uitspraak waarin zowel ‘auto’ als ‘stoplicht’ voorkomt, toets dan in: auto AND stoplicht
    • Zoekt u op één van de woorden, dan toetst u de woorden gewoon los in (auto stoplicht). Het zoekresultaat bevat dan alle artikelen/uitspraken/columns waarin auto en/of stoplicht voorkomt.

Nog niet gevonden wat u zoekt? Neem contact met ons op. Wij helpen u graag!