eigen schuld

VR 2021/33 Aanrijding goederentrein en vrachtwagen; vrachtwagen aansprakelijk; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
In de nacht van 15 op 16 augustus 2018 heeft een aanrijding plaatsgevonden op een onbewaakte spoorwegovergang tussen een goederentrein van A en een vrachtwagen met aanhangwagen van B. De trein bestond uit een locomotief die twee goederenwagons voortduwde. De locomotief voerde witte lampen aan de voorkant en rode knipperlichten aan de achterkant. De goederenwagons voerden geen licht. De trein is tegen de aanhangwagen van de vrachtwagen gebotst, waarbij schade is ontstaan aan de voorste goederenwagon. A stelt B aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank overweegt dat B art. 15a lid 2 RVV heeft

VR 2021/06 Val tussen twee brugdelen; onvoldoende beveiligingsmaatregelen; wegbeheerder aansprakelijk.

Jurisprudentie
In 2005 heeft op de Hagesteinsebrug (onderdeel van de A27) een noodlottig ongeval plaatsgevonden. Deze brug bestaat uit twee brugdelen, elk voorzien van rijbanen. Langs beide delen lopen aan de binnen- en buitenzijde vangrails. Tussen de beide brugdelen liggen normaal gesproken roosters, maar deze waren ten tijde van het ongeval verwijderd wegens onderhoudswerkzaamheden. Achter de middenvangrail was een veiligheidsleuning van één meter hoogte aangebracht en er waren verschillende 'oversteekplaatsen'. De toedracht van het ongeval was als volgt. Het was donker en door sneeuw en hagel was de weg

VR 2020/201 Val van balkon; huurder en verhuurder aansprakelijk; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
Op 19 maart 2016 bezocht A een feestje van haar vriendin B in een woning op de eerste verdieping. B huurde de woning van C. Op enig moment is A naar het balkon gegaan. Terwijl zij bellend tegen het hekwerk van het balkon stond aangeleund, is zij vanaf het balkon naar beneden gevallen. Vaststaat dat C eerder het hekwerk aan de zijkant van het balkon had doorgezaagd en met (ijzer)draad weer aan elkaar had bevestigd. A vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat C en B aansprakelijk zijn voor de schade die zij als gevolg van het ongeval heeft geleden. In de vrijwaringszaak vordert B dat

VR 2020/200 Letselschade; gebrekkige beschoeiing op eiland; opstalaansprakelijkheid.

Jurisprudentie
A is eigenaar van een eiland in de Vinkeveense Plassen met daarop een vakantiehuis. Het eiland is verduurzaamd door het aanleggen van houten beschoeiing en is ingezaaid met gras. A en haar partner (B) hebben C en D uitgenodigd op het eiland voor een lunch. Tijdens het bezoek moest A onverwacht het eiland verlaten voor haar werk. B heeft A met een boot aan land gebracht. C en D zijn op het eiland achtergebleven. Op enig moment is een luchtbed van A het water opgewaaid. C heeft geprobeerd vanaf de wal in het water te duiken om het luchtbed te pakken. Hij is daarbij met zijn been in een kuil vlak

VR 2020/178 De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken

Artikel
VR 2020/178 De vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand in letselschadezaken Mr. J.F. Roth * * Advocaat bij SAP Letselschade Advocaten te Amersfoort. Inleiding De buitengerechtelijke kosten rechtsbijstand, afgekort BGK, vormen een belangrijk onderwerp in de letselschadepraktijk en een onderwerp dat veel stof voor discussie oplevert en aanleiding geeft tot veel verzuchtingen. Zoals deze van Lameris in 2012: 1) “Discussies over buitengerechtelijke kosten zijn nog altijd aan de orde van de dag, ondanks de initiatieven die zijn ondernomen om deze te vermijden.” In de uitgave van

VR 2020/183 Kind rijdt volwassene aan; geen eigen schuld; vergoeding huishoudelijke hulp.

Jurisprudentie
Een kind (A) is vanaf de oprit de rijbaan opgereden. Hierbij heeft zij een op die rijbaan rijdende volwassene (B) - aan wie zij voorrang had moeten verlenen - in het voorwiel geschept. Vast komt te staan dat A onrechtmatig heeft gehandeld jegens B. De ouders van A zijn als wettelijke vertegenwoordigers van A hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van B.Het hof oordeelt dat geen sprake is van eigen schuld van B. Op grond van de getuigenverklaringen van B en haar echtgenoot is aannemelijk dat B, fietsend op de rijbaan, plotseling geconfronteerd werd met A, die de oprit afreed en B in het

VR 2020/169 Vuurwerkongeval in bedrijfskantine; 90% eigen schuld.

Jurisprudentie
In 2010 is A een vuurwerkongeval overkomen tijdens een afscheidsfeest in een bedrijfskantine. A heeft in de kantine een stuk illegaal vuurwerk aangestoken. A slaagde er niet in het vuurwerk tijdig door het raam naar buiten te gooien, waardoor het in zijn hand is geëxplodeerd. Door de explosie is A een groot deel van zijn hand verloren. B, een collega van A, had het stuk vuurwerk mee naar binnen gebracht. C, een vriend van B, had het stuk vuurwerk naar het afscheidsfeest meegenomen en buiten aan B afgegeven. A spreekt C aan tot vergoeding van de schade die hij door het vuurwerkongeval heeft

VR 2020/168 Duw tijdens weerbaarheidstraining; medecursist aansprakelijk; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
In 2014 nam A deel aan een weerbaarheidstraining. Deze training bestond onder meer uit de oefening 'Sterk weglopen', waarbij een cursist een andere cursist tegen de schouder of borst moest duwen, waarna de andere cursist enkele stappen naar achteren moest doen en daarna rustig moest weglopen. A heeft de oefening uitgevoerd met medecursist B, waarbij B de rol van pester/duwer had. B heeft A geduwd en A is vervolgens achterover gevallen, waarbij zij twee gebroken polsen en een gekneusd stuitje heeft opgelopen. A stelt dat B onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en vordert dat het hof voor

VR 2020/167 Ongeval opgevoerde snorfiets en auto die geen voorrang verleent; 30% eigen schuld snorfietser.

Jurisprudentie
Automobilist (B) is uit een uitrit een fietspad opgereden dat parallel loopt aan de weg waar de uitrit op uitkomt. Op dat moment kwam snorfietser (A) van links op het fietspad aangereden. Nadat A de auto van B heeft opgemerkt, heeft hij geremd en daarbij is hij, zonder de auto te raken, gevallen. Als gevolg van dit ongeval heeft A ernstig letsel opgelopen. De snorfiets was opgevoerd tot 57 km/uur. A vordert dat het hof voor recht verklaart dat B en zijn WAM-verzekeraar (C) volledig aansprakelijk zijn voor de door hem geleden schade. Tussen partijen staat vast dat B en C aansprakelijk zijn voor

VR 2020/123 Eenzijdig fietsongeval; uitritconstructie; wegbeheerder aansprakelijk; 80% eigen schuld.

Jurisprudentie
A is met zijn fiets gevallen. Toen hij vanuit laan X linksaf sloef om laan Y - een straat met een uitritconstructie - in te fietsen, is hij met zijn voorwiel tegen een trottoirband met trottoirkolk aangekomen, waardoor hij is gevallen. A verzoekt dat de rechtbank voor recht verklaart dat de gemeente op grond van art. 6:174 BW aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. De rechtbank overweegt dat een onverharde driehoek van het wegdek aan het einde van laan Y (de kant waar A laan Y in fietste) recent is bestraat, waardoor laan Y nu breder is dan de uitrit