eigen schuld

VR 2020/121 Aanrijding motorfiets en snorscooter; geen voorrang verleend; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
Toen A op zijn snorscooter een kruising vrijwel was overgestoken, is hij van links aangereden door een motorfietser (B). Vaststaat dat B voorrang had op A en dat B 70 km/uur reed op een weg waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt. De WAM-verzekeraar van de motorfiets (C) heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval voor 75% erkend. In deze procedure verzoekt A een verklaring voor recht dat C gehouden is 100% van de door hem geleden en nog te lijden schade te vergoeden. De rechtbank gaat ervan uit dat A naar links heeft gekeken voordat hij de kruising overstak, aangezien A op

VR 2020/91 Aanrijding fietser en scooter; 50% regel; causaliteit; billijkheidscorrectie.

Jurisprudentie
Een fietser is frontaal in aanrijding gekomen met een scooter op een kruising. Vaststaat dat de fietser aan de verkeerde kant van de weg fietste. Als gevolg van het ongeval heeft de fietser letsel opgelopen aan zijn gezicht. De WAM-verzekeraar, Unigarant, heeft aansprakelijkheid voor het ongeval voor 50% erkend. De fietser stelt dat Unigarant volledig aansprakelijk is en vordert schadevergoeding. De rechtbank komt op grond van art. 185 lid 1 WVW, art. 6 lid 1 WAM en de 50%-regel tot het oordeel dat Unigarant ten minste 50% van de schade moet vergoeden. Ten aanzien van de causale verdeling

VR 2020/89 Botsing fietsers; kelderluik-criteria; eigen schuld.

Jurisprudentie
Op 19 mei 2015 is verzoekster, geboren op 2 juli 1956, betrokken geweest bij een ongeval. Zij reed op de fiets op geringe afstand achter verweerder sub 1. Toen verweerder sub 1 uit een zijstraat een collega zag aankomen, heeft hij zijn snelheid verminderd, waarna verzoekster ten val is gekomen. Als gevolg van het ongeval heeft verzoekster een hersenkneuzing en een fractuur van het rechtersleutelbeen opgelopen. Verweerder sub 1 was ten tijde van het ongeval tegen aansprakelijkheid verzekerd bij verweerder sub 2. Verzoekster verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat verweerder sub 1

VR 2020/71 Aansprakelijkheid aanrijding en geen eigen schuld.

Jurisprudentie
De bestuurder van een personenauto (verzoekster) is aangereden door een andere auto (X) op een weg met aan de rechterzijde parkeervakken. Verzoekster stelt X aansprakelijk voor het te hard, althans onvoldoende oplettend en voorzichtig rijden en onvoldoende anticiperen op de voor hem rijdende auto van verzoekster (art. 6:162 BW jo. art. 19 RVV en art. 5 Wegenverkeerswet). Verzoekster stelt dat zij ten tijde van de aanrijding het parkeervak had verlaten en inmiddels met een snelheid tussen 20 en 30 km/u op de rijbaan van de weg reed. Dit wordt betwist met het argument dat verzoekster de weg voor

VR 2020/64 Eigen schuld en verplicht verwijderen persoonsgegevens uit het Interne Verwijzingsregister van verzekeraar?

Jurisprudentie
Eiser is betrokken geraakt bij een aanrijding met een auto bestuurd door naam 1, hierna: X, wier auto verzekerd was bij Allianz. Eiser reed op de rotonde en is tegen de linker voorzijde van de van rechts komende auto van X aangereden. De door X bestuurde auto bevond zich op het moment van de botsing met de voorwielen en het linkerachterwiel voorbij de op het wegdek aangebrachte haaientanden en stond stil kort voordat eiser daar tegenaan reed. De auto van eiser bevond zich ten tijde van de botsing met het linkerachterwiel op de linkerrijstrook van de rotonde en voor het overige op de

VR 2020/53 Vergoeding van 100% van de schade door verzekeraar ten gevolge van billijkheidscorrectie.

Jurisprudentie
Eiser is rijdend op zijn motor aangereden door een auto. De bestuurder van de auto sloeg linksaf en gaf geen voorrang aan de motorrijder die op dezelfde weg rechtdoor wilde rijden. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend maar stelt zich op het standpunt dat eiser ook schuld heeft aan het ongeval omdat hij bij het naderen van de kruising te hard heeft gereden. In deze procedure gaat het aldus om de vraag of eiser heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en zo ja, in welke mate dit gevolgen heeft voor de plicht tot schadevergoeding door ASR. De rechtbank is van oordeel

VR 2020/38 Ongeval motor en auto rijdend in een file.

Jurisprudentie
Op 15 oktober 2017 reed verzoeker op een motor op de N59, een weg met één rijbaan en twee rijstroken (per richting één rijstrook) die van elkaar worden gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep, aan de linkerkant een file voorbij op het moment dat A rijdend in een personenauto linksaf sloeg. Verzoeker is bij het remmen in de slip geraakt en tegen de linker zijkant van de auto van A aangereden. A heeft daarbij ernstig letsel opgelopen. Aan de orde is of en in welke mate A tegenover verzoeker aansprakelijk is wegens onrechtmatig handelen voor de door verzoeker geleden en nog te lijden

VR 2020/19 Botsing tussen opgevoerde snorfiets en auto; eigen schuld; billijkheidscorrectie.

Jurisprudentie
Op 14 augustus 2017 is gedaagde met zijn auto uit een uitrit een fietspad opgereden. Op dat moment kwam eiser van links op het fietspad aangereden met een snorfiets. Toen eiser de auto van gedaagde opmerkte, heeft hij geremd. Daarbij is hij, zonder de auto te raken, ten val gekomen. Als gevolg van het ongeval heeft eiser letsel opgelopen en is de snorfiets beschadigd. De snorfiets was opgevoerd en kon volgens een rollerbankmeting 57 km per uur rijden. Eiser is zzp'er en is door het ongeval volledig arbeidsongeschikt geweest. Hij heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Achmea heeft als

VR 2020/17 50% eigen schuld slachtoffer ongeval botsing tussen fietsers nabij pont over het IJ.

Jurisprudentie
Op 28 november 2013 zijn geïntimeerde en appellant betrokken geraakt bij een ongeval. Geïntimeerde haalde appellant aan diens linkerzijde in terwijl appellant al fietsend naar links bewoog. Partijen raakten elkaar en geïntimeerde kwam ten val. In eerste aanleg vorderde geïntimeerde op grond van art. 6:162 BW een verklaring voor recht dat appellant aansprakelijk is voor de schade die geïntimeerde heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van de aanrijding en een veroordeling van appellant tot betaling aan geïntimeerde van de schade, nader op te maken bij staat. Bij het bestreden

VR 2019/210 Ongeval zetbank: onrechtmatigheid en beroep verzekeraar op uitsluiting dekking in algemene voorwaarden.

Jurisprudentie
In de zomer van 2013 heeft appellant als zzp-er in opdracht van geïntimeerde in hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak) schilderwerkzaamheden verricht aan het pand van geïntimeerde in de hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak). Tijdens het verplaatsen van een zware zetbank met behulp van een heftruck en palletwagen valt de zetbank van de lepels van de heftruck en komt op appellant terecht die letselschade oploopt. In de hoofdzaak heeft appellant bij dagvaarding van 31 augustus 2015 geïntimeerde in de hoofdzaak aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Aan deze vordering