gevaarzetting

VR 2022/14 Busje rijdt tegen dranghek; wegbeheerder aansprakelijk.

Jurisprudentie
In 2019 vonden snoeiwerkzaamheden plaats in de gemeente Berg en Dal. Een medewerker van de gemeente had in verband met de snoeiwerkzaamheden een dranghek van 2,5 meter breed op straat X geplaatst. Straat X is 4,5 meter breed. Aan weerszijden zijn fietssuggestiestroken aangebracht. Het hek stond dwars op de weg, met één poot in de berm en de andere poot op ongeveer 20/30 cm van het midden van de weg, op de eigen weghelft. Het hek had aan één zijde reflectoren en een verkeersbord. Die waren zichtbaar voor bestuurders die vanaf straat Y straat X wilden oprijden. A reed met zijn busje vanaf zijn

VR 2021/151 Val van gehuurde steiger; geen gebrekkige zaak; geen gevaarlijke situatie.

Jurisprudentie
Op 25 september 2018 is A een ongeval overkomen. Hij verrichtte die dag als zzp'er in opdracht van X werkzaamheden in een pand in Nieuwegein aan de bedrading boven een systeemplafond. Voor die werkzaamheden had A een kamersteiger gehuurd bij B. Toen A via de rechter buitenkant van de steiger naar beneden ging, is hij gevallen. Hierbij heeft hij een drievoudige enkelbreuk opgelopen. A verzoekt een verklaring voor recht dat B aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg van het ongeval.A beroept zich primair op art. 6:173 BW. Volgens A heeft B een steiger ter beschikking gesteld die niet de

VR 2021/145 Opzettelijke ernstige schending van meerdere verkeersregels. Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.

Jurisprudentie
De verdachte heeft als bestuurder van een auto opzettelijk meerdere verkeersregels geschonden: hij reed onder invloed van lachgas, was aan het bellen met zijn telefoon in zijn hand en overschreed meerdere keren een doorgetrokken streep op een tweebaansweg, waardoor hij deels met zijn auto op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer is gekomen. Hij heeft welbewust onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht. Derhalve heeft hij art. 5a WVW 1994 overtreden.

VR 2021/107 Val over elektrabuizen in bouwmarkt; gevaarzetting; eigen schuld.

Jurisprudentie
In 2018 is A in een vestiging van Hornbach gevallen over elektrabuizen die een klant ter hoogte van kassa 1 op de winkelvloer had gelegd. De elektrabuizen waren grijskleurig en lagen op een grijze vloer in het verlengde van de kassarij. A stapte overdwars op de buizen en viel achterover. Op het moment van de val stonden twee medewerkers van Hornbach (M1 en M2) achter de servicebalie naast kassa 1. M1 en M2 hebben een getuigenverklaring afgelegd. A spreekt Hornbach aan op grond van art. 6:162 BW en vordert vergoeding van de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. De rechtbank

VR 2021/84 Ongeluk in skihal; exploitant niet aansprakelijk.

Jurisprudentie
In 2016 is A op 24-jarige leeftijd een ongeluk overkomen in een indoor skihal. In de skihal was onder meer een zogenaamd Funpark aanwezig dat bestond uit een parcours met diverse rails, schansen en andere obstakels. A - een niet-ervaren skiër - is in het Funpark toen hij een schans nam ten val gekomen en heeft daarbij een dwarslaesie opgelopen. A spreekt de exploitant van de skihal (B) aan op grond van art. 6:74 BW, art. 6:162 BW, art. 6:173 en 6:174 BW en vordert schadevergoeding. A voert aan dat (i) de schans onveilig was, (ii) B niet voldoende heeft gewaarschuwd en dat (iii) B meer

VR 2021/64 Ongeval kleuter schoolplein; school niet aansprakelijk.

Jurisprudentie
Een leerling (A) uit groep 1 is een ongeval overkomen tijdens de pauze op het schoolplein. Tijdens deze pauze bevonden zich ongeveer 50 leerlingen tussen de 4-6 jaar op het schoolplein. Twee leerkrachten hielden toezicht. Met twee klasgenootjes (E en F) was A aan het spelen bij een knikkertegel. Op ongeveer twee meter van de knikkertegel bevond zich een putdeksel. Op enig moment hielden E en F de putdeksel vast, terwijl A keek of er nog knikkers onder lagen. Toen E zag dat er geen knikkers onder lagen, gooide hij de putdeksel dicht. Daarbij is de putdeksel op de rechterpink van A

VR 2021/13 Val van afstapje in KFC; kelderluikcriteria; geen onrechtmatige gevaarzetting.

Jurisprudentie
A is in een vestiging van KFC ten val gekomen toen zij van een verhoogd plateau met trapafstapje wilde stappen. Hierbij heeft zij ernstig beenletsel opgelopen. A verzoekt dat de rechtbank bepaalt dat KFC jegens haar aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en dat KFC gehouden is de door haar geleden en nog te lijden schade te vergoeden. A beroept zich op art. 6:174 jo. 6:181 BW en art. 6:162 BW. De rechtbank past de kelderluikcriteria toe. Zij overweegt dat, anders dan A betoogt, de afmetingen van het trapafstapje voldeden aan de eisen die het bouwbesluit daaraan stelt. Uit de

VR 2021/07 Vrijwilliger valt uit kerstboom; dwarslaesie; vrijwilligersorganisatie aansprakelijk.

Jurisprudentie
Vrijwilliger A van stichting B is een ongeval overkomen bij het plaatsen van een kerstboom in zijn dorp. De kerstboom, een blauwspar van 6 meter hoog, werd ter beschikking gesteld door de buurman van A. De boom bevond zich nog in diens tuin en moest eerst worden omgezaagd, voordat deze op het dorpsplein kon worden geplaatst. A was samen met bestuursleden/vrijwilligers van B ter plaatse gegaan om de boom om te zagen. A is met behulp van een zetje de boom ingeklommen om het trektouw om de stam van de boom te binden teneinde de boom bij de val te kunnen leiden. Toen A zich op 3,5 meter hoogte

VR 2020/201 Val van balkon; huurder en verhuurder aansprakelijk; geen eigen schuld.

Jurisprudentie
Op 19 maart 2016 bezocht A een feestje van haar vriendin B in een woning op de eerste verdieping. B huurde de woning van C. Op enig moment is A naar het balkon gegaan. Terwijl zij bellend tegen het hekwerk van het balkon stond aangeleund, is zij vanaf het balkon naar beneden gevallen. Vaststaat dat C eerder het hekwerk aan de zijkant van het balkon had doorgezaagd en met (ijzer)draad weer aan elkaar had bevestigd. A vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat C en B aansprakelijk zijn voor de schade die zij als gevolg van het ongeval heeft geleden. In de vrijwaringszaak vordert B dat

VR 2020/180 De veiligheid in gevaar brengen. Verbod een terrein te betreden.

Jurisprudentie
De opvatting dat voor overtreding van art. 5 WVW 1994 is vereist dat medeweggebruikers door het rijgedrag van de verdachte concreet gevaar of hinder moeten hebben ondervonden en/of dat dat gevaar of die hinder zich in het verleden regelmatig heeft verwezenlijkt, vindt geen steun in het recht.Voor een bewezenverklaring ter zake van art. 461 Sr, een overtreding, is niet vereist dat de verdachte opzettelijk een hem bekend toegangsverbod overtreedt.