dood door schuld

VR 2020/13 Dood door schuld. Rijden onder invloed. Strafmaat.

Jurisprudentie
De verdachte heeft zich op 9 oktober 2016 aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gedragen door na het nuttigen van te veel alcoholhoudende drank te gaan autorijden en tijdens het rijden de bestuurder van een fiets, het latere slachtoffer, niet te zien en daardoor zijn verkeersgedrag niet aangepast aan de aanwezigheid van de bestuurder van de fiets. Als gevolg daarvan is hij met de door hem bestuurde personenauto in aanrijding gekomen met het slachtoffer. Slachtoffer is ten gevolge van de aanrijding komen te overlijden. De verdachte is die dag omstreeks 16:25 uur ter plaatse aangehouden en

VR 2020/12 Dood door schuld. File. Kop-staart-botsing. Beroepschauffeur.

Jurisprudentie
De verdachte is met zijn vrachtwagen op een stilstaande file gebotst ten gevolge waarvan een ander om het leven is gekomen. De verdachte is zijn snelheid niet gaan minderen op en vanaf het moment dat hij had kunnen zien - en behoren te zien - dat vóór hem sprake was van steeds langzamer rijdend tot bijna stilstaand verkeer. Vanaf dat moment was er nog in ruime mate de tijd om zijn snelheid aan te passen. Het overige verkeer, waaronder ook voor de vrachtauto van verdachte rijdende vrachtwagens, was wel ruimschoots in staat om op tijd snelheid te minderen of tot stilstand te komen zonder een

VR 2020/11 Kop-staartbotsing. Dood door schuld? Gevaarzetting.

Jurisprudentie
De verdachte heeft als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto) op de weg, de Rijksweg A27, gereden. Zij heeft op die weg de snelheid van haar voertuig niet voldoende geminderd bij het naderen van haar voorligger en heeft geen of onvoldoende stuurbeweging met haar auto gemaakt toen haar auto de auto van haar voorligger naderde. Zij is vervolgens tegen de linker achterkant van de auto van het slachtoffer aangereden. Hierbij is de auto van het slachtoffer (meermalen) over de kop gegaan en in een nabij die rijbaan gelegen sloot terecht gekomen, waardoor het slachtoffer is gedood. In

VR 2020/10 Dood door schuld? Aanrijding bij duisternis. Gevaar voor de veiligheid op de weg.

Jurisprudentie
De verdachte botste met de door haar bestuurde auto achterop een fietser die daardoor overleed. De verdachte reed niet harder dan ter plaatse was toegestaan. Voorts was de snelheid van de verdachte in de gegeven omstandigheden niet zodanig hoog dat haar handelen als zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig kan worden aangemerkt. Het verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt, is dat zij geen, in elk geval onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke aanwezigheid van fietsers op de rijbaan en daarop onvoldoende haar snelheid heeft aangepast om een aanrijding te kunnen voorkomen. De

VR 2019/209 Dood door schuld? Medeplegen? Gevaarzetting.

Jurisprudentie
Verdachtes vader heeft met de door hem bestuurde personenauto met zeer hoge snelheid - 167 km/u waar 50 km/u was toegestaan - en onder invloed van alcohol gereden en is daarbij gebotst op een auto die vanuit een uitrit de weg opreed. De bestuurster van deze auto kwam hierbij om het leven. Verdachte reed met eveneens zeer hoge snelheid achter zijn vader aan. Hij bracht zijn auto tijdig tot stilstand. Geen bewijs voor medeplegen van dood door schuld, wel voor het in gevaar brengen van de veiligheid van het verkeer op de weg.

VR 2019/208 Dood door schuld. Geen roekeloosheid.

Jurisprudentie
De verdachte heeft met de door hem bestuurde personenauto met zeer hoge snelheid - 167 km/u waar 50 km/u was toegestaan - en onder invloed van alcohol gereden en is daarbij gebotst op een auto die vanuit een uitrit de weg opreed. De bestuurster van deze auto kwam hierbij om het leven. Dit rijgedrag moet worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig, maar kan niet worden beschouwd als roekeloos in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachtes zoon reed met eveneens zeer hoge snelheid achter de verdachte aan maar er is geen bewijs voor een snelheidswedstrijd.

VR 2019/202 Dood door schuld. Bestuurder van politieauto. Optische en geluidssignalen.

Jurisprudentie
De verdachte is, terwijl het verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde, met de door hem bestuurde politieauto over de busbaan een grote kruising opgereden met een snelheid van ten minste 90 km/u, waarbij alleen al de remweg even lang was als de gehele kruising, en is in botsing is gekomen met het slachtoffer dat van rechts op een snorfiets aankwam. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 WVW 1994 is te wijten.Dat kan in

VR 2019/184 Zwaar lichamelijk letsel door schuld? Causaal verband. Gevaar.

Jurisprudentie
Gelet op het verkeersgedrag van X - het maken van een bijzondere manoeuvre met flinke snelheid - en het aandeel dat hij heeft gehad in de botsing, is het hof van oordeel dat het verkeersongeval niet in redelijkheid is toe te rekenen aan het gedrag van de verdachte, ook al getuigt het gedrag van de verdachte van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.

VR 2019/168 Zwaar lichamelijk letsel door schuld? Bandenspanning.
Controlelamp. Veiligheid op de weg.

Jurisprudentie
De verdachte hoefde uit de melding over de bandenspanning niet af te leiden dat hij toen niet verder kon rijden. Hoewel hij onvoorzichtig heeft gehandeld en een risico heeft genomen door niet onmiddellijk te voldoen aan zijn onderzoeksplicht en de banden van de Audi te controleren, en ook zijn positie op de weg en zijn snelheid niet aan te passen aan de situatie, leiden zijn gedragingen niet tot het oordeel dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid, wat de drempel is die voor een veroordeling op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet gehaald moet worden. De

VR 2019/167 Verdrinking in zwembad. Zweminstructeur. Garantenstellung.
Dood door schuld.

Jurisprudentie
Op 21 september 2015 verdrinkt de dan negenjarige S in het diepe (wedstrijd-)bad van een badinrichting te Rhenen nadat zij in het ondiepe bad zwemles had gekregen. Zij sprak de Nederlandse taal niet en kon niet zwemmen; zij was van Syrische afkomst en verbleef pas enkele maanden in Nederland. Aan de drie op dat moment in de badinrichting werkzame zweminstructeurs, te weten: verdachte en twee andere toezichthouders (zie ten aanzien van de andere toezichthouders ECLI:NL:GHARL:2018:9899 en ECLI:NL:GHARL:2018:9901), wordt 'dood door schuld' verweten. De schuld zou, kort gezegd, hebben bestaan in