Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

VR 2018/125 Milieuzone Utrecht. Verkeersbesluit. Rechtmatigheidbebording. Rechterlijke taakverdeling. Sanctie.

Jurisprudentie
Volgens vaste jurisprudentie van het hof staat het niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften en terecht is geplaatst. Dat is slechts anders in geval de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersteken betrekking heeft dat bij gevolg geven aan dat teken de veiligheid op de weg in gevaar zou worden gebracht.Inhoudelijke bezwaren tegen een verkeersbesluit dienen in de daarvoor openstaande bestuursrechtelijke procedure, die met voldoende rechtswaarborgen is omgeven, te worden aangevoerd.Indien de bestuursrechter in de hem

VR 2018/106 Rijrichting rotonde. Ontbreken verkeersbord. Rechts houden.

Jurisprudentie
Administratieve sanctie opgelegd ter zake van “als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)”. De betrokkene heeft een rotonde genaderd waarbij niet middels het bord D1 een verplichte rijrichting was aangegeven. Bij de nadering van een rotonde is sprake van een rijstrook voor verkeer richting de rotonde. Dit betreft de rechterrijstrook. Op het wegdek van deze rijstrook voor de rotonde bevinden zich haaientanden. De linkerrijstrook is bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. Gelet op artikel 3, eerste lid, van het RVV 1990 en wat

VR 2018/105 Kentekenaansprakelijkheid. Mogelijkheid tot staandehouding.

Jurisprudentie
Administratieve sanctie opgelegd ter zake van “Bij belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met richtingaanwijzer geven”.Artikel 5 WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een

VR 2018/104 Vanuit uitrit de weg oprijden. Matiging sanctie.

Jurisprudentie
Administratieve sanctie opgelegd ter zake van “uit uitrit de weg oprijden zonder overige verkeer voor te laten gaan”. Door de gemachtigde is aangegeven dat zij achteruit de uitrit moest verlaten en voorzichtig de uitrit is uitgereden. Bij het achteruit rijden moest ze een trottoir en fietspad oversteken. Vlakbij de uitrit bevond zich een kruispunt met verkeerslichten. Vanuit de uitrit was niet waar te nemen of de verkeerslichten op groen gaan. Dat wordt eerst duidelijk als het verkeer gaat rijden. De verbalisant heeft verklaard dat hij vanaf het kruispunt linksaf de weg op is gereden toen het

VR 2018/83 Rood verkeerslicht. Rechtsaf door rood.

Jurisprudentie
Het verkeerslicht op het fietspad waarop de betrokkene (fietser) reed stond op rood toen de betrokkene dit passeerde. De stelling van de betrokkene dat hij niet voor het rode verkeerslicht hoefde te stoppen, nu alle overige verkeerslichten in dezelfde richting groen licht gaven, is niet juist. Zoals hiervoor is vastgesteld, maakte de betrokkene gebruik van het fietspad. Dat brengt mee dat hij zich diende te houden aan het verkeerslicht dat voor het verkeer op dat fietspad gold. De stelling van de betrokkene dat het voor fietsers die rechts afslaan, zoals hij stelt te hebben gedaan, is

VR 2018/82 Niet stoppen bij rood licht. Geeltijdverkeersregelinstallatie.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 62 in verbinding met artikel 68, eerste lid, aanhef en onder c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).De betrokkene heeft aangevoerd dat hij ervan uitging dat de geeltijd vier seconden zou zijn, zoals volgens de betrokkene gebruikelijk is. De overheid geeft geen voorlichting over de variabele geeltijd en de geeltijd wordt nooit ter

VR 2018/81 Schending hoorplicht. Geel verkeerslicht. Tijdig kunnen stoppen?

Jurisprudentie
Door te oordelen dat de officier van justitie van het horen mag afzien wanneer een inleidende beschikking voldoende informatie bevat, heeft de kantonrechter een uitzonderingsgrond toegepast die de wet niet kent.Indien een driekleurig verkeerslicht geel licht uitstraalt, houdt dit in beginsel in dat moet worden gestopt. Slechts indien men het verkeerslicht zo dicht genaderd is dat stoppen niet meer mogelijk is, mag men doorrijden. Daarbij dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat de duur van de geellichtfase lang genoeg is om dat voertuig op verantwoorde wijze tijdig tot stilstand te

VR 2018/68 Verkeerslicht. Tegen het verkeer in rijden.

Jurisprudentie
Betrokkene heeft tegen het verkeer in gefietst en daardoor geen zicht gehad op het rood licht uitstralende verkeerslicht. Het hof is van oordeel dat het verkeerslicht moet worden aangemerkt als een voor de betrokkene bestemd verkeerslicht. Dit verkeerslicht heeft immers de bedoeling het door haar bereden wegvak af te sluiten voor verkeer in beide richtingen. Dat de betrokkene geen zicht had op dit verkeerslicht en niet kon zien dat dit verkeerslicht rood licht uitstraalde, is een omstandigheid die aan de betrokkene zelf te wijten is, doordat zij tegen het verkeer in reed. Deze omstandigheid

VR 2018/60 Tweede Pinksterdag. Parkeren. Onderbord.

Jurisprudentie
Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Naar het oordeel van het hof blijkt niet dat de tekst op het onderbord ("Ma t/m Vrij 9 - 17h. Max. 2h") de werking van het bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats) op een feestdag opheft. Dat er op Tweede Pinksterdag een zondagstarief geldt, betekent niet dat een (onder)bord als het onderhavige zijn werking verliest.

VR 2018/57 Parkeren. Hinder.

Jurisprudentie
Van weggebruikers mag worden verwacht dat zij zich er eventueel na het parkeren van vergewissen of parkeren op de betreffende plaats voor hen is toegestaan. Dit kan meebrengen dat sneeuw moet worden verwijderd. Het hof is op grond van de foto's van oordeel dat nu het vlak waarop de auto van de betrokkene stond geparkeerd voor een trap ligt en afwijkend bestraat is, het voor de betrokkene, ook bij gebreke van enige nadere aanduiding hoe ter plaatse te parkeren, duidelijk had moeten zijn dat het hier geen parkeervak betreft en dat het dus niet de bedoeling is dat zij haar auto hier parkeert. In