verkeersongeval

VR 2022/16 Aanrijding fietser en Birò. Causaliteitsverdeling/eigen schuld. Birò mocht in voetgangerszone rijden. Geen gelijkwaardig kruispunt, maar uitrit.

Jurisprudentie
Fietser X wordt op 8 augustus 2018 in een voetgangerszone waar fietsen is toegestaan aangereden door Y, bestuurder van een Birò. De fiets van X is beschadigd en zij loopt letsel op, waardoor zij geopereerd moet worden. X vordert een verklaring voor recht dat de schadevergoedingsplicht niet moet worden verminderd als gevolg van eigen schuld van X, dan wel (subsidiair) dat dit eigen schuldpercentage op minder dan 50% wordt vastgesteld. Zij stelt dat geen sprake is van eigen schuld, omdat de Birò niet in de voetgangerszone mocht rijden, Y te hard reed en X van rechts kwam en dus geen

VR 2021/146 Aanrijding scooter en fiets; voorrang; fietser aansprakelijk.

Jurisprudentie
In 2018 is een scooterrijder (A) aangereden door een fietser (B). A reed op een voorrangsweg/fietspad in een stoet van fietsers met zijn scooter de Erasmusbrug op. Twee fietsers reden voor A. B kwam van rechts vanaf een fietspad met haaientanden aangefietst. Uit getuigenverklaringen blijkt dat B geen vaart minderde, maar de bocht (naar rechts) is ingedraaid in de richting van de Erasmusbrug. B is toen in aanraking gekomen met A, waardoor A is gevallen. B vordert een verklaring voor recht dat A aansprakelijk is voor de schade van B als gevolg van het ongeval. De kantonrechter oordeelt (kort

VR 2021/130 Eenzijdig verkeersongeval; Poolse auto; Poolse inzittende; Haags Verkeersongevallenverdrag; gewone verblijfplaats.

Jurisprudentie
Een Poolse vrouw (A) is op 16 december 2017 betrokken geraakt bij een verkeersongeval. A reed als passagier mee in een Opel met Pools kenteken. De Opel is door onbekende oorzaak van de weg geraakt en in botsing gekomen met een lantaarnpaal en een boom. A was destijds werkzaam voor een uitzendbureau op basis van een tijdelijk dienstverband van drie maanden. Na het ongeval heeft het uitzendbureau haar arbeidsovereenkomst beëindigd en is A teruggekeerd naar Polen, waar haar echtgenoot en vier kinderen wonen. NBM is (voor de aansprakelijkheidsverzekeraar van de Opel) bereid de schade van A als

VR 2021/86 Vrachtauto botst achterop personenauto; onvoldoende afstand; bestuurder vrachtauto aansprakelijk.

Jurisprudentie
In 2017 heeft op een verbindingsweg tussen de A8 en A10 een aanrijding plaatsgevonden tussen een vrachtwagenchauffeur (A) en een automobilist (B). A reed op de verbindingsweg. B reed op de A8 en is toen op de verbindingsweg ingevoegd vóór A. Op enig moment heeft A de auto van B van achteren geraakt en enkele meters voortgeduwd. De auto is hierna in de rechtervangrail tot stilstand is gekomen. B verzoekt een verklaring voor recht dat de WAM-verzekeraar van de vrachtwagen (C) aansprakelijk is voor de schade van B als gevolg van het ongeval. B en C twisten over de toedracht van het ongeval. B

VR 2020/183 Kind rijdt volwassene aan; geen eigen schuld; vergoeding huishoudelijke hulp.

Jurisprudentie
Een kind (A) is vanaf de oprit de rijbaan opgereden. Hierbij heeft zij een op die rijbaan rijdende volwassene (B) - aan wie zij voorrang had moeten verlenen - in het voorwiel geschept. Vast komt te staan dat A onrechtmatig heeft gehandeld jegens B. De ouders van A zijn als wettelijke vertegenwoordigers van A hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van B.Het hof oordeelt dat geen sprake is van eigen schuld van B. Op grond van de getuigenverklaringen van B en haar echtgenoot is aannemelijk dat B, fietsend op de rijbaan, plotseling geconfronteerd werd met A, die de oprit afreed en B in het

VR 2020/175 Auto-ongeluk; whiplash; vaststellen klachten en causaal verband.

Jurisprudentie
In 2014 is A een verkeersongeval overkomen toen zij in haar auto reed. Bij een stoplicht is een auto die tegen wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd bij B achterop de auto van A gebotst. B heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval. A ervaart na het ongeval verschillende whiplashachtige klachten. Naar aanleiding hiervan is door neuroloog C een neurologische expertise uitgevoerd. In dit deelgeschil verzoekt A dat de rechtbank vaststelt dat zij lijdt aan een twaalftal klachten en dat een causaal verband bestaat tussen deze klachten en het ongeval. Op grond van het

VR 2020/151 Auto-ongeluk; verzoek maandelijks voorschot afgewezen.

Jurisprudentie
A is in 2015 een auto-ongeluk overkomen. Toen hij met zijn auto stilstond in de file op de A12, is B met zijn auto achterop de auto van A gereden. Sinds het ongeval ervaart A hoofdpijn, duizeligheid en concentratieproblemen. A werkt als zelfstandig ondernemer en is enige tijd na het ongeval een dag per week minder gaan werken. De WAM-verzekeraar van de auto van B (C) heeft namens B aansprakelijkheid erkend voor de schade die A als gevolg van het ongeval heeft geleden en lijdt. C heeft reeds € 95.000 aan voorschotten aan A betaald. A verzoekt in deze procedure een aanvullend voorschot van € 15

VR 2020/148 Botsing auto's; ernstig letsel passagier; invloed cannabis; 100% verwijtbaarheid.

Jurisprudentie
In 2014 heeft een ernstig verkeersongeval plaatsgevonden op een kruising, waarbij een grijze Opel (bestuurd door A) werd aangereden door een blauwe Opel (bestuurd door B). Toen A met zijn auto op de kruising linksaf sloeg, is hij aangereden door B die met zijn auto van rechts kwam. C en D zaten bij B in de auto en liepen bij het ongeval (ernstig) letsel op. Achmea behandelt als WA-verzekeraar van de grijze Opel de schadevorderingen van C en D. In deze procedure vordert Achmea dat de rechtbank voor recht verklaart dat de WA-verzekeraar van de blauwe Opel, Noordhollandsche, 100% van de uit het

VR 2020/147 Verkeersongeval; deskundigenrapporten; causaal verband; arbeidsongeschiktheid.

Jurisprudentie
Op 18 februari 2015 is A een ongeval overkomen, waarbij een bij B tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerde automobilist achterop de stilstaande auto van A is gebotst. B heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van dit ongeval erkend. A is nadien nog bij vijf andere verkeersongevallen betrokken geweest. Ten tijde van het ongeval werkte A als rijinstructeur en had hij een eigen rijschool. A heeft in 2016 zijn rijschool opgeheven. Hij verzorgt nu rijlessen voor de rijschool van zijn zoon. A ervaart na het ongeval rugklachten en tintelingen in zijn benen. Op gezamenlijk verzoek van A en B

VR 2020/120 Fietser schrikt van auto en valt; art. 6:185 WVW; geen overmacht.

Jurisprudentie
In 2012 is A met haar fiets ten val gekomen in een bocht naar rechts. Op het moment dat zij de bocht naderde, kwam B met zijn auto vanuit tegenovergestelde richting rijden. Toen A de auto van B zag, heeft zij van schrik geremd en haar stuur naar rechts gedraaid. Zij is van haar fiets gevallen en op het asfalt terechtgekomen naast de auto van B, waarbij zij haar pols en onderbeen heeft gebroken. De vraag is of B en diens WAM-verzekeraar (C) aansprakelijk zijn op grond van art. 6:185 WVW voor de schade die A als gevolg van het ongeval heeft geleden of dat aannemelijk is dat het ongeval is te