verkeersongeval

VR 2025/46 Deelgeschil. Aanrijding auto-fietser. Toepassing 50%-regel.

Jurisprudentie

Op 13 september 2020 vond in Rotterdam een botsing plaats tussen fietser X en een auto die bestuurd werd door A. X reed op zijn racefiets rechtdoor, terwijl A met zijn auto linksaf sloeg. De fietser botste tegen de rechterachterkant van de auto en raakte hierbij gewond. Beide bestuurders stonden voor een rood licht voordat ze de kruising opreden. Toen het groen werd, trokken zowel A als bestuurder B op. B verklaarde dat A agressief en snel reed. Ook heeft B bevestigd dat X tegen de achterkant van de auto reed. Voorts had B het vermoeden dat de fietser door rood licht was gegaan. In een

VR 2025/44 Aanrijding. Onrechtmatige daad. Aansprakelijkheid. Geen eigen schuld.

Jurisprudentie

Op 27 oktober 2016 vond een verkeersongeval plaats op een kruising bij een luchthaven tussen een autotransporter van X BV en een vrachtwagen van Sita Recycling. De autotransporter reed de kruising op om linksaf te slaan en bevond zich op de rechterstrook. De vrachtwagen kwam van rechts de kruising opgereden met groen licht. Door wachtende vrachtwagens hadden beide bestuurders slecht zicht op kruisend verkeer, waardoor de voertuigen elkaar raakten. Een getuige verklaarde dat de vrachtwagen van Sita groen licht had, maar slecht anticipeerde en rechts inhaalde met ongeveer 40-45 km/u. Een

VR 2025/33 Forse overtreding maximumsnelheid. Eigen schuld. Causaliteitsverdeling.

Jurisprudentie

Op 6 januari 2023 vond op de Nieuweweg in Valkenburg een botsing plaats tussen twee auto’s. De Volvo van A draaide stapvoets uit een hoteluitrit en werd door de Volkswagen Golf van X aangereden. X reed met 110 km/u, terwijl de maximumsnelheid 50 km/u was. A verklaarde dat hij beperkt zicht had en de Golf niet tijdig zag. Aanvankelijk zei X 50 à 60 km/u te rijden, maar de gegevens toonden een snelheid van 110 km/u aan. Getuigen bevestigden dat A stapvoets reed en dat de snelheid van X te hoog was. De politie concludeerde dat de hoge snelheid van X en het niet verlenen van voorrang door A de

VR 2025/32 Schadevergoeding. Opvolgende persoonlijke onderzoeken. Onrechtmatig verkregen bewijs.

Jurisprudentie

Op 29 september 2015 werd X van achteren aangereden door een auto. Aegon, de WAM-verzekeraar van de autobestuurder die X aanreed, had de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. X was vijf jaar lang in loondienst werkzaam als technisch adviseur c.q. rayonleider voordat hij in 2005 zelfstandig ondernemer in de spuitmachinebranche was geworden. Na het ongeval werkte hij ondanks medische beperkingen 15-20 uur per week. Anonieme tips over mogelijke fraude leidden niet tot onderzoek. In latere jaren ontving X leningen en waren er re-integratiepogingen. Er ontstonden financiële en medische

VR 2025/28 Artikel 6 WVW 1994. Verkeersongeval met dodelijke afloop. Roekeloos rijgedrag.

Jurisprudentie

Het hof acht bewezen dat verdachte als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt door roekeloos te rijden. Hij overschreed een dubbele doorgetrokken streep, reed met een hogere snelheid dan was verantwoord gezien de weersomstandigheden en heeft een andere auto aangereden. Hierbij is de passagier om het leven gekomen en heeft de bestuurder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaren. Verdachte toonde eerder

VR 2025/21 Aanrijding voetganger door auto met fatale gevolgen. Vordering smartengeld door erven.

Jurisprudentie

Op 31 augustus 2018 werd A, de moeder van de verzoekende partijen, op een zebrapad aangereden door een automobilist. A liep hierdoor ernstig letsel op waaronder hersenletsel, een verbrijzelde bovenarm, een gebroken linker sleutelbeen, dubbele beenbreuken en een verbrijzelde heupkom. Na een periode van ziekenhuisopname en verblijf in een verpleeghuis overleed zij. De verzekeraar van de automobilist, Euro Insurance, vertegenwoordigd in Nederland door Accident Management Services (AMS), heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Tijdens haar leven maakte A aanspraak op een vergoeding

VR 2025/17 Deelgeschil. Letselschade na verkeersongeval op rotonde. Artikel 185 WVW. Billijkheidscorrectie.

Jurisprudentie

Op 5 augustus 2022 vond een verkeersongeval plaats waarbij fietser X aangereden werd bij het oversteken van de rotonde door automobilist A. X moest voorrang verlenen aan het verkeer op de rotonde volgens de verkeersborden en haaientanden. A wisselde op de rotonde van rijbaan via een doorgetrokken streep en zogenaamde “broodjes” om rechtsaf te slaan, hetgeen resulteerde in de aanrijding. Voor en na de opening van een afslag op de rotonde bevinden zich dubbele lijnen, dit zijn de zogenaamde broodjes. Als gevolg van de aanrijding liep X letsel op, waaronder knieklachten en mentale schade. Ook is

VR 2025/15 Aansprakelijkheid, bijzondere manoeuvre, eigen schuld.

Jurisprudentie

In deze zaak was A betrokken bij een verkeersongeval tijdens een proefrit met een motor, waarbij hij letsel opliep na een botsing met een auto die aan het keren was op de weg. Hij stelde de Duitse verzekeringsmaatschappij AXA aansprakelijk. AXA wordt vertegenwoordigd door haar Nederlandse vertegenwoordiger AVUS. AVUS heeft de aansprakelijkheid afgewezen. Het NBM, dat verantwoordelijk was voor schade veroorzaakt door buitenlandse voertuigen volgens de WAM, werd in de procedure betrokken. In de deelgeschilprocedure oordeelde de rechtbank dat het NBM aansprakelijk was voor de schade van A en

VR 2024/137 Deelgeschil. Ongeval fietser - stadsbus. Gegrond beroep op overmacht.

Jurisprudentie

Op 10 juli 2020 stak X met haar elektrische (vouw)fiets de Vleutenseweg in Utrecht over. Ondanks het rode verkeerslicht voor fietsers kwam X met haar voorwiel in aanraking met de rechterzijkant van de bus die over de busbaan reed. De oversteekplaatsen op de plek van het ongeval zijn voorzien van verkeerslichten en haaientanden. X liep ernstig schedel- en hersenletsel op en is volledig arbeidsongeschikt geraakt. In deze procedure treedt Intermont als de gevolmachtigde van de WAM-verzekeraar van de vervoersmaatschappij op. X verzoekt de rechtbank om voor recht te verklaren dat Intermont gehouden

VR 2024/136 Verkeersongeval minderjarige. Vaststellen van schade. Berekening verlies van arbeidsvermogen.

Jurisprudentie

In deze zaak vordert X vergoeding voor de schade als gevolg van het verkeersongeval op 2 april 1999. X was destijds 11 jaar oud en werd die dag op zijn fiets aangereden door een streekbus. Hij kwam zodanig ten val dat hij aan het ongeval zwaar en blijvend hersenletsel overgehouden heeft. De rechtsvoorgangster van Allianz heeft aansprakelijkheid erkend, waarna de verdere schaderegeling op gang is gekomen. Een kinderneuroloog concludeerde in 2014 dat er sprake is van 58% blijvende functionele invaliditeit en dat X permanent afhankelijk is van een verblijf in een gezinsvervangend tehuis zonder