Zoeken

9782 resultaten gevonden

  1. VR 2022/164 Administratieve sanctie. Verandering van sanctie. Overgangsrecht.

    Jurisprudentie

    Bij Besluit van 22 december 2021 (in werking getreden op 1 maart 2022) is de sanctie op gedraging R 522 “als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets onnodig geluid maken met dat voertuig” verlaagd van € 380 naar € 250. Volgens het Besluit heeft deze wijziging geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit. Die overgangsbepaling moet als strijdig met artikel 7, eerste lid, van het EVRM en artikel 15, eerste lid, derde volzin van het IVBPR onverbindend worden verklaard. Bij oplegging van een sanctie voor gedraging

  2. VR 2022/165 Bekeuren op kenteken. Staande houden. Corona. Werkinstructie.

    Jurisprudentie

    In artikel 5 van de Wahv ligt het uitgangspunt besloten dat de ambtenaar die een gedraging constateert, de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat aan hem als bestuurder een sanctie kan worden opgelegd. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien redelijkerwijs geen mogelijkheid bestaat om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, in welk geval de sanctie aan de kentekenhouder wordt opgelegd. Als op dit punt een verweer wordt gevoerd, zal de officier van justitie of de rechter daarop uitdrukkelijk moeten beslissen en zo nodig aan de ambtenaar een nadere toelichting

  3. VR 2022/166 Bekeuren op kenteken. Staande houden. Corona. Werkinstructie.

    Jurisprudentie

    Ingevolge artikel 5, eerste volzin, van de Wahv wordt, indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. De Werkinstructie Verkeershandhaving i.v.m. het Coronavirus (versie 23-03-2020) bevat de volgende instructie: “Wanneer mogelijk bekeuren op kenteken en alleen staande houden en aanspreken als dit echt en

  4. VR 2022/167 Rijden door rood licht. Geen gevaar of hinder.

    Jurisprudentie

    Aan de betrokkene is een sanctie is opgelegd van € 160,- voor: “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene inderdaad door rood licht is gereden. Dit gebeurde op het moment dat er van beide kanten geen verkeer aan kwam rijden. De betrokkene heeft waargenomen dat beide kanten vrij waren en is toen doorgereden. Dit is hetzelfde principe als dat de lampen uit zijn gezet, zo betoogt de gemachtigde. Van een weggebruiker kan worden verwacht dat hij kan uitkijken en een boete hiervoor is dan ook disproportioneel. Blijkbaar moet je als een robot

  5. VR 2022/168 Achteruit rijden. Bijzondere manoeuvre. Gevaar veroorzaken.

    Jurisprudentie

    Naar geldend recht stelt art. 5 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) gedrag strafbaar waardoor gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Het moet daarbij gaan om gevaar voor de veiligheid op de weg, waaronder de reële mogelijkheid van schade voor goed of lijf op de weg dient te worden verstaan. Of in een concreet geval sprake is van gevaar in de zin van art. 5 WVW 1994 hangt af van de feitelijke waardering van de omstandigheden van het geval. Een enkele overtreding van een verkeersregel uit het Reglement

  6. VR 2022/169 Dood door schuld. Roekeloosheid. Rijden onder invloed. Strafmaat. LOVS-oriëntatiepunten. Doorrijden na ongeval. Benadeelde partij. Affectieschade. Shockschade.

    Jurisprudentie

    De verdachte bestuurde een Audi A6 en reed onder invloed van veel alcohol (1,68 promille) met zeer hoge snelheid (130 km/u) door rood licht de kruising op. Hij botste vervolgens tegen een Volkswagen Up die op dat moment werd bestuurd door het slachtoffer. Als gevolg van deze botsing is zij ter plaatse overleden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal van de in de artikel 5a WVW genoemde gedragingen, namelijk het niet verlenen van voorrang, het overschrijden van de maximumsnelheid en het door rood rijden. Daarbij was sprake van een ernstige mate van overtreding van die

  7. VR 2022/170 Gevaarlijk rijden. Achteruit rijden. Zwaar lichamelijk letsel. Noodweerexces.

    Jurisprudentie

    De verdachte heeft zich als bestuurder van een motorrijtuig zodanig gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt, de gedraging bestaande uit: verdachte is vanuit de parkeerhaven achteruit gaan rijden terwijl het rechter portier van de auto nog geopend was en verdachte heeft zich er voor en tijdens het achteruit rijden niet voldoende van vergewist dat de weg achter en naast de auto vrij was van enig verkeer en verdachte is vervolgens met het openstaande portier tegen het zich naast of achter de auto bevindende slachtoffer gereden. Naar achteren rijden, weg van de man die zijn vrouw schopte

  8. VR 2022/171 Voetganger struikelt over biggenrug op parkeerterrein. Gebrekkige opstal. Eigen schuld.

    Jurisprudentie

    Op 12 maart 2015 bezoekt X een kantoor van ABN AMRO. Na afloop struikelt hij over een biggenrug op het parkeerterrein van ABN AMRO. Daarbij loopt hij een incomplete dwarslaesie op. ABN AMRO erkent geen aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelt in eerste aanleg dat de aanwezigheid van biggenruggen van het parkeerterrein geen gebrekkige opstal maakt en wijst de vorderingen van X af. Het hof vernietigt dit vonnis en verklaart voor recht dat ABN AMRO aansprakelijk is voor 60% van de door X geleden schade. Hiertoe oordeelt het als volgt. Eerst staat ter discussie of X over een biggenrug is

  9. VR 2022/172 Ongeluk bij het karten. Gebrekkige kart. Bewijswaarde getuigenverklaringen. Exoneratiebeding?

    Jurisprudentie

    Op 12 maart 2017 is X een kartongeval overkomen op een kartbaan die gedreven wordt door Y. X loopt daarbij zeer ernstig letsel op. X stelt Y aansprakelijk. In eerste aanleg slaagt X erin te bewijzen dat de kart een gebrekkige zaak is, maar niet dat de inrichting van de kartbaan gebrekkig is. Y gaat in hoger beroep. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en overweegt hiertoe als volgt. In eerste aanleg hebben getuigenverklaringen plaatsgevonden. Y stelt dat aan de verklaringen geen bewijswaarde toekomt, omdat X daarbij aanwezig is geweest en met de getuigen voorafgaand aan hun

  10. VR 2022/173 Gemeente plaatst verkeersplateau aan laag gelegen perceel van X. Geen gebrekkige opstal of onrechtmatige daad.

    Jurisprudentie

    X woont op een perceel dat lager is gelegen dan de aangrenzende weg. In 2015 heeft de gemeente Bloemendaal enkele aanpassingen in het inrichtingsplan vastgesteld, die in 2016 en 2017 zijn uitgevoerd. Ter hoogte van de uitrit van het perceel van X is hierbij over de volle breedte van de weg een verkeersplateau van 12 cm hoog aangelegd. X stelt dat dit plateau een onveilige situatie oplevert, omdat hij vanwege zijn lager gelegen perceel en de hoogte van het verkeersplateau veel gas moet geven om de openbare weg op te rijden. X stelt dat het verkeersplateau een gebrekkige opstal is en dat de

  11. VR 2022/174 X overlijdt na val uit rolstoel in taxibus. Vervoerder aansprakelijk? Causaal verband. Begroting schade.

    Jurisprudentie

    Op 10 juli 2016 is X overleden. De dag ervoor, op 9 juli 2016, is hij uit zijn rolstoel gevallen toen A hem achterwaarts uit een rolstoelbus van Stam naar buiten verplaatste. Door deze val is X gewond geraakt. Y, de echtgenoot van X, stelt dat door deze val de hersenbloeding is veroorzaakt waardoor X een dag later is overleden. Y vordert schadevergoeding ex art. 6:108 lid 1 en 2 BW van Stam. Stam betwist dat de hersenbloeding door de val is veroorzaakt. Bij tussenvonnis is beslist dat aannemelijker is dat de hersenbloeding door de val is veroorzaakt, waarmee het causaal verband tussen het

  12. VR 2022/175 Vallen van paard. Bezitter niet risico-aansprakelijk: exoneratiebeding.

    Jurisprudentie

    X en Y waren goed bevriend. Y is bezitter van een paard. Na een operatie van Y verzorgt en berijdt X enkele dagen per week het paard. Na een tweede operatie van Y komen zij dit wederom overeen. In die periode valt X van het paard en loopt daarbij letsel op aan haar rechterknie en -been. X verzoekt een verklaring voor recht dat Y op grond van art. 6:179 BW aansprakelijk is voor haar schade. Y en haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Univé, beroepen zich op een exoneratiebeding. De rechtbank wijst het verzoek af en overweegt hiertoe als volgt. Kern van het geschil is of aansprakelijkheid is

  13. VR 2022/176 Glas valt op hoofd X. Gevaarzetting? Kelderluikcriteria.

    Jurisprudentie

    X is in de nacht van 7 op 8 april op stap in café De Vooruitgang. Op een gegeven moment valt een glas van de bovenverdieping van het café op het hoofd van X. Kort hierop verliest zij het bewustzijn en wordt ze naar het ziekenhuis gebracht. X verzoekt een verklaring voor recht dat café De Vooruitgang aansprakelijk is voor haar schade als gevolg van het ongeval. Het café zou namelijk een gevaarzettende situatie in het leven hebben geroepen. De Vooruitgang betwist dat sprake was van gevaarzetting. De rechtbank oordeelt dat geen sprake was van onrechtmatige gevaarzetting en wijst het verzoek af

  14. VR 2022/177 Compensatie voor gemist zwart werk binnen het aansprakelijkheidsrecht? Een tussenstand

    Artikel
    Eerder stelden wij ons in het PIV Bulletin van maart 20201) de vraag of het eigenlijk wel logisch is om binnen het aansprakelijkheidsrecht te compenseren voor gemist zwart werk. Wij beantwoordden deze vraag ontkennend, én riepen op tot discussie op dit punt. Die discussie is er gekomen, zowel in de literatuur2) als ten overstaan van de rechter, zo is gebleken. Ook in de door ons verzorgde parallelsessies op het PPS Congres van 30 september 2022 heeft deze discussie plaatsgevonden, waarbij de meningen verdeeld waren. In dit artikel schetsen we eerst het te bespreken vraagstuk. Vervolgens zetten wij de relevante literatuur en jurisprudentie op een rij en schetsen we de 'tussenstand' van deze discussie. Het is nog wachten op een eventuele principiële uitspraak van de Hoge Raad, maar inmiddels heeft het Hof Den Haag zich wel uitgesproken een recent arrest d.d. 15 november 2022 (opgenomen in deze aflevering onder nummer VR 2022/184). In dit arrest komen nagenoeg alle argumenten voor en tegen vergoeding van zwart werk aan de orde en worden de bezwaren van de verzekeraar in kwestie hiertegen uiteindelijk afgewezen. Bij deze argumenten voor en tegen vergoeding van gemist zwart werk binnen het aansprakelijkheidsrecht zullen wij in het onderstaande stilstaan, waarna we aangeven dat en waarom wij menen dat de 'oude' lijn in de rechtspraak aan verandering toe is. Voor vergoeding van gemist zwart werk is in onze visie geen plaats binnen het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht.
  15. VR 2022/178 Frictie tussen bestuursrecht en strafrecht:

    Artikel
    De Wvw 1994 wordt vooral strafrechtelijk, maar ook voor een deel bestuursrechtelijk gehandhaafd. De oplegging van een onderzoek naar de rijvaardigheid of -geschiktheid is een voorbeeld van een bestuursrechtelijke handhavingsmodaliteit. De naleving van de schorsing van het rijbewijs tijdens dat onderzoek wordt echter weer strafrechtelijk gehandhaafd. Dat er dan frictie kan ontstaan blijkt uit de in deze bijdrage te bespreken uitspraak van de Afdeling Rechtspraak (de Afdeling) van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:243.
  16. VR 2022/179 Van zwart naar wit, witwassen in het aansprakelijkheidsrecht

    Column
    Diefstal, oplichting, belasting- en sociale zekerheidsfraude, valsheid in geschrift, identiteitsfraude, phishing, economische criminaliteit, milieucriminaliteit, drugscriminaliteit, allemaal strafbare feiten die niet worden gepleegd omdat het zo leuk en gezellig is, maar omdat er geld mee te verdienen valt. Soms heel veel geld. De negatieve maatschappelijke effecten van criminele verdiensten zijn veelzijdig. Om maar wat te noemen: de aanzuigende werking van het snelle criminele geld, het verkrijgen van een oneigenlijk voordeel in een concurrentiepositie, ondermijning van het vertrouwen in normale handelspatronen, misbruik van publieke middelen en publieke diensten, vermogensschade bij slachtoffers van criminaliteit, ondergraving van het sociale zekerheidsstelsel, het ontstaan van een oncontroleerbaar zwart-geld-circuit en misbruik van maatschappelijke structuren bij besteding van criminele verdiensten in het normale economische verkeer.
  17. VR 2022/18 De overeenkomst van personenvervoer

    Artikel
    VR 2022/18 De overeenkomst van personenvervoer Prof. mr. M.H. Claringbould * * Em. hoogleraar Zeerecht Universiteit Leiden en Of Counsel bij Van Traa Advocaten te Rotterdam. 1. Inleiding In deze bijdrage 1) staat de vraag centraal wanneer er sprake is van een overeenkomst van personenvervoer. Zoals ik in par. 5, 6 en 7 signaleer, kan dat tot verrassende inzichten leiden. De vraag of sprake is van een overeenkomst van personenvervoer is relevant voor de toepasselijkheid van dwingendrechtelijke bepalingen die afwijken van het 'reguliere' aansprakelijkheidsrecht, soms met vergaande consequenties
  18. VR 2022/180 Meerdere overtredingen. Samenloop. Cumulatie van sancties.

    Jurisprudentie

    De betrokkene pleegde meerdere snelheidsovertredingen achter elkaar. Er is geen sprake is van een voortgezette handeling, maar van meerdere overtredingen, nu de betrokkene zich telkens in een nieuwe verkeerssituatie heeft begeven en telkens opnieuw de maximumsnelheid heeft overschreden. Tussen de verschillende snelheidsoverschrijdingen is aldus sprake van verschillende beslismomenten en heeft de betrokkene voldoende gelegenheid gehad om zijn verkeersgedrag aan te passen. Er is echter wel sprake van één gebeurtenis/moment in de zin van de art. 2 WAHV, Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven

  19. VR 2022/182 Ongeval tussen motorrijders. Toedracht? Eigen schuld?

    Jurisprudentie

    Op 7 juni 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden tussen motorrijders X en Y. X kwam ten val en liep ernstig letsel op. Y was verzekerd bij Achmea. Tussen partijen is in geschil of Y en Achmea aansprakelijk zijn voor de schade van X. Om de toedracht van het ongeval vast te stellen, gelast de rechtbank bij tussenvonnis een getuigenverhoor. Hier worden X, Y en A, een onafhankelijke derde motorrijder, gehoord. Bij eindvonnis stelt de rechtbank aan de hand van het getuigenverhoor de toedracht van het ongeval vast en oordeelt dat Y en Achmea aansprakelijk zijn. Hiertoe overweegt zij als volgt. X

Zoektips

  • Check of de spelling van de zoekterm klopt
  • Weet u het publicatienummer van een uitspraak of artikel, toets dan bijvoorbeeld in “2021/68”. Het publicatienummer dient dus tussen aanhalingstekens te staan. (N.B.: artikelen hebben vanaf 2011 een publicatienummer; uitspraken hebben allemaal een publicatienummer.) Om een artikel of uitspraak te vinden met een publicatienummer onder de 10 of vlak onder de 100, is het soms nodig om er een nul voor te typen. Bijvoorbeeld “2022/08” of “2021/090”.
  • Gebruik meerdere zoektermen voor een zo relevant mogelijk resultaat:
    • Zoekt u een artikel/uitspraak waarin zowel ‘auto’ als ‘stoplicht’ voorkomt, toets dan in: auto AND stoplicht
    • Zoekt u op één van de woorden, dan toetst u de woorden gewoon los in (auto stoplicht). Het zoekresultaat bevat dan alle artikelen/uitspraken/columns waarin auto en/of stoplicht voorkomt.

Nog niet gevonden wat u zoekt? Neem contact met ons op. Wij helpen u graag!