Zoeken

9656 resultaten gevonden

  1. VR 2023/69 Keskin en Wet Mulder zaken.

    Jurisprudentie

    Volgens de Hoge Raad moet gezien de zaak Keskin (o.a.) worden verondersteld dat de verdediging belang heeft bij het horen van een belastende getuige. Het hof dient te beoordelen wat de implicaties van de Keskin-jurisprudentie zijn voor procedures o.b.v. de Wahv. Administratieve sancties in de zin van de Wahv leveren in beginsel een 'criminal charge' in de zin van art. 6 EVRM op. Dit betekent niet dat alle waarborgen van art. 6 EVRM altijd ten volle gelden voor Wet Mulder zaken. Zaken die niet tot de harde kern van het strafrecht behoren, behoeven niet dezelfde striktheid in toepassing van de

  2. VR 2023/70 Uitzicht belemmerende onnodige voorwerpen. Feitcode.

    Jurisprudentie

    Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat de telefoonhouder zo was gemonteerd dat de telefoon voor het gezicht van de betrokkene kwam te staan. Hieruit blijkt voldoende dat het uitzicht werd belemmerd. Naar het oordeel van het hof heeft de ambtenaar de juiste feitcode(N420b) gebruikt, nu de telefoonhouder aan de voorruit was gemonteerd.

  3. VR 2023/71 Dood en zwaar lichamelijk letsel door schuld. Aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Duisternis.

    Jurisprudentie

    De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 6 WVW, door als bestuurder van een bestelauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te zijn geweest in het verkeer. Hij heeft rond 04.00 uur op straatnaam 1 gereden en tijdens het rijden - terwijl sprake was van afwijkend gebruik van voornoemde weg - onvoldoende gelet op de weg voor hem en op eventuele overige verkeersdeelnemers op die weg. Daardoor is een aanrijding ontstaan tussen het voertuig van de verdachte en een groep festivalgangers die op deze weg zat. Ten gevolge van deze aanrijding is slachtoffer 1 overleden

  4. VR 2023/72 Dood door schuld. Mate van schuld. Aanmerkelijk onvoorzichtig.

    Jurisprudentie

    De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 6 WVW, door als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te zijn geweest in het verkeer. Hij is met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur, daar waar 50 kilometer per uur was toegestaan, over de voor hem rechts gelegen doorgetrokken kantstreep gaan rijden en daardoor deels in de naast gelegen berm gekomen. Als gevolg daarvan heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij hij het slachtoffer heeft aangereden en deze ten gevolge daarvan is overleden.

  5. VR 2023/73 Art. 6 WVW 1994. Vrijspraak.

    Jurisprudentie

    Verdachte wordt vrijgesproken van art. 6 WVW 1994. Volgens de rechtbank vereist de culpa uit art. 6 een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. In deze zaak meent de rechtbank dat er sprake is van een op zichzelf staande verkeersfout. De verdachte is namelijk een moment onoplettend geweest door in slaap te vallen. Vervolgens is hij tegen de auto voor hem gebotst. Deze fout is niet ernstig genoeg om hem het verwijt uit art. 6 toe te rekenen. Dit zou anders zijn geweest als het in slaap vallen voorzienbaar zou zijn geweest. Wel meent de rechtbank dat de verdachte art. 5 WVW 1994

  6. VR 2023/74 Dood door schuld. Zwaar lichamelijk letsel. Zeer onvoorzichtig rijgedrag.

    Jurisprudentie

    Verdachte is met twee wielen in de berm terechtgekomen en vervolgens door een stuurcorrectie naar rechts de weg opgeschoten, in een drift en slip geraakt en uiteindelijk over de kop geslagen, en aan de achterzijde van de weg ondersteboven in een greppel tot stilstand gekomen. Eén inzittende kwam om het leven en een andere inzittende liep een hoge dwarslaesie op. Verdachte reed tussen de 120,6 en 152,5 kilometer per uur waar 80 is toegestaan. Het hof acht bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gehandeld. De in eerste aanleg opgelegde taakstraf doet volgens het hof onvoldoende recht aan

  7. VR 2023/75 Dood en zwaar lichamelijk letsel door schuld. Aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Enkel kort moment van onoplettendheid?

    Jurisprudentie

    De verdachte is met de door haar bestuurde auto op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen met als gevolg een frontale botsing met de door slachtoffer 2 bestuurde auto. Slachtoffer 2 heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen en mevrouw (slachtoffer 1), die als passagier bij hem in de auto zat, is als gevolg van het ongeluk overleden. Provinciale wegen en zeker die waarbij de rijstroken voor het elkaar tegemoetkomende verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, zoals op de N242 op de plaats van het ongeval het geval is, zijn wegen die vanuit verkeerstechnisch oogpunt

  8. VR 2023/76 (met noot) Dekking onder WAM of SVI? Uitleg polisvoorwaarden. Bestuurder ex art. 4 lid 1 WAM.

    Jurisprudentie
    Op 5 november 2016 is automobilist A een eenzijdig ongeval overkomen. Passagier D trok vanaf de achterbank aan de handrem, waardoor de auto in een dwarsslip terechtkwam en naast de rijbaan tegen een betonnen pilaar botste. A en zijn bijrijder B droegen geen gordel en werden uit de auto geslingerd. Zij raakten zeer ernstig gewond, als gevolg waarvan B is overleden en A hersenletsel oploopt. A wordt volledig arbeidsongeschikt verklaard. Passagiers C en D raakten licht gewond. In het bloed van A wordt alcohol en cocaïne aangetroffen. D wordt strafrechtelijk vervolgd. De auto was overeenkomstig de
  9. VR 2023/77 Verkeersongeval onder invloed van lachgas. Bijrijder had bestuurder lachgasballonnen aangereikt. Eigen schuld.

    Jurisprudentie

    Op 23 april 2020 is X als passagier van een personenauto betrokken geweest bij een verkeersongeval. De auto, bestuurd door Y, botste met hoge snelheid tegen een stilstaande pijlwagen. X stelt tijdens het rijden met lachgas gevulde ballonnen aan Y te hebben gegeven, op verzoek van Y, die Y vervolgens leeggezogen zou hebben. Y ontkent dit. X stelt de WAM-verzekeraar van Y, ASR, aansprakelijk. ASR wijst aansprakelijkheid af. Y wordt strafrechtelijk veroordeeld. X verzoekt dat de rechtbank, onder meer, bepaalt dat ASR aansprakelijk is voor de schade van X. De rechtbank bepaalt dat ASR voor 50%

  10. VR 2023/78 Ongeval tussen voetgangster en wielrenster. Causaliteitsverdeling.

    Jurisprudentie

    Op 3 juni 2022 heeft een ongeval plaatsgevonden. Terwijl X met haar familie en een bosadviseur op de openbare weg door de bossen wandelde, werd zij van achteren aangereden door wielrenster Y. Zij kwamen beiden ten val en liepen beiden letsel op. X verzoekt, onder meer, een verklaring voor recht dat Y aansprakelijk is, omdat Y art. 19 RVV zou hebben overtreden. Y doet een tegenverzoek en verzoekt een verklaring voor recht dat zij slechts aansprakelijk is voor 50% wegens eigen schuld van X, omdat X art. 4 RVV zou hebben overtreden. De rechtbank oordeelt dat Y voor 85% aansprakelijk is en

  11. VR 2023/79 Voorstel nieuwe richtlijn productaansprakelijkheid

    Artikel
    Op 28 september 2022 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een nieuwe richtlijn productaansprakelijkheid. Met het voorstel wordt beoogd om de bestaande, uit 1985 daterende, regeling weer ‘bij de tijd’ te brengen. Hoewel de Commissie vooropstelt dat de richtlijn over het geheel genomen nog effectief en relevant is, stelt zij vast dat deze ook een aantal tekortkomingen vertoont. Zo laten de definities en concepten uit de bijna 40 jaar oude richtlijn zich niet eenvoudig toepassen op producten uit de moderne digitale en circulaire (meer op hergebruik gerichte) economie, stelt de bewijslast ten aanzien van de gebrekkigheid en het causaal verband in relatie tot bepaalde producten zoals geneesmiddelen, ‘smart products’ of AI slachtoffers voor (te grote) uitdagingen en vormen bepaalde regels in de bestaande richtlijn een onwenselijke belemmering voor het indienen van een schadeclaim (denk bijvoorbeeld aan de regel dat zaakschade onder de € 500,- op basis van de richtlijn niet wordt vergoed). Het voorstel behelst een volledige en ingrijpende herziening van de bestaande richtlijn. Het is er in belangrijke mate op gericht dat de aansprakelijkheidsregels beter zijn toegerust op de aard en de risico’s van producten in het digitale tijdperk. Maar het voorstel beperkt zich daar niet toe. Het beoogt ook veilig te stellen dat er altijd een partij in de EU is die aansprakelijk kan worden gesteld voor producten met gebreken, ook wanneer deze door consumenten rechtstreeks zijn gekocht van fabrikanten buiten de EU (iets wat in toenemende mate gebeurt). Daarnaast bedoelt het voorstel de bewijslast in complexe zaken te verlichten. Ook wordt er gestreefd naar meer rechtszekerheid door de richtlijn productaansprakelijkheid beter af te stemmen op het nieuwe wetgevingskader voor het verhandelen van producten en de regels inzake productveiligheid, en door deze aan te passen aan de op de richtlijn betrekking hebbende jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.
  12. VR 2023/80 Nieuwe productaansprakelijkheidsregels en AI: goed voor innovatie en acceptatie?

    Artikel
    AI, de veelgebruikte afkorting voor “artificial intelligence”, in het Nederlands wel aangeduid als “kunstmatige intelligentie”, staat volop in de belangstelling. Hoewel AI niet eenvoudig te definiëren is, bevat AI-technologie, door een juridische bril beschouwd, een aantal interessante aspecten dat AI onderscheidt van andere technologieën. Eén van die eigenschappen is dat AI vaak over een vorm van “autonomie” beschikt. Autonomie is ook een lastig te omkaderen concept, maar kan door een jurist worden begrepen als besliscapaciteit van een systeem. Daarbij gaat het om beslissingen van een systeem (dus “kunstmatig”) die voorheen door mensen zouden worden genomen en die een gevolg kunnen hebben in het echt of in het recht. Denk bijvoorbeeld aan de beslissing van een volledig zelfrijdend voertuig om een ander voertuig in te halen waarbij een ander voertuig wordt aangereden. Of, in positievere zin, een pathologie-algoritme dat een bepaalde celstructuur aanmerkt als tumorweefsel dat door het menselijke oog niet als zodanig zou worden geïdentificeerd. Autonomie is geen tweeledig concept en komt in vele gradaties voor: hoe groter de systemische besliscapaciteit, des te groter de mate van autonomie van het systeem. Autonomie veronderstelt een bepaalde mate van “intelligentie”. Intelligentie kan worden gezien als het vermogen om gedrag aan te passen aan veranderende omstandigheden. Daarvoor zijn eigenschappen nodig als leren (i.e. “machine learning”), redeneren, het oplossen van problemen, het waarnemen van de omgeving en het begrip van taal. Technologie met bepaalde mate van AI is sterk in opkomst. Denk bijvoorbeeld aan chirurgische robots, medische diagnostiek, of aan “generatieve AI” die teksten genereert zoals het intussen vermaarde ChatGPT.
  13. VR 2023/81 Keuzestress:

    Artikel
    De regeling van productenaansprakelijkheid is niet de meest eenvoudige of toegankelijke. Enerzijds beoogt de regeling een kanalisering van de aansprakelijkheid voor een gebrekkig product met toepassing van een aantal specifieke regels, anderzijds bestaat de regeling naast die van de “gewone” onrechtmatige daad en laat die ook de eventuele (contractuele) aansprakelijkheid van gebruikers van gebrekkige producten onverlet. Wie kiest voor een procedure op grond van productenaansprakelijkheid richt op grond van art. 6:187 BW zijn pijlen op de producent. Binnen de Europese Unie is dat de fabrikant zelf of, als die buiten de EU is gevestigd, de importeur binnen de EU en als ook die niet bekend is, de distributeur. Dat wordt hieronder verder uitgewerkt. In zoverre hoeft een gebruiker van een product dat (mogelijk) gebrekkig is, zich niet te begeven in buiten Europa gelegen landen. Wel zal telkens aan de hand van de toepasselijke verdragen moeten worden bepaald welke rechter rechtsmacht toekomt en welk recht moet worden toegepast. Hieronder zal worden stilgestaan bij de verschillende gedaanten van de producent, waarbij aandacht zal worden besteed aan de voorgestelde nieuwe Richtlijn voor productenaansprakelijkheid [hierna: de concept Richtlijn]. De keuzemogelijkheid van de aan te spreken (rechts)persoon is echter niet onbeperkt en daarom zal daarnaast aandacht worden besteed aan twee in de praktijk voorkomende problemen: een verweer van de aangesproken (rechts)persoon dat men (nog) niet bij hem moet zijn en het soms opgeworpen idee van vereenzelviging. De vraag naar het gebrek van het product blijft buiten beschouwing, evenals een bespreking van de verjarings- en vervaltermijnen – al hangen die steeds als een wolk boven de problematiek van de productenaansprakelijkheid.
  14. VR 2023/82 Productaansprakelijkheid bij massaschade

    Artikel
    Medische productschade treft vaak een grote groep mensen. Bij een productie- of ontwerpfout is doorgaans niet één product gebrekkig, maar een hele serie. In de recente geschiedenis hebben we te maken gehad met problemen rondom de borstimplantaten van de fabrikant PIP, het anticonceptiemiddel Implanon, de steralisatiemethode Essure, transvaginale mesh en metaal-op-metaal heupprotheses. Langer geleden veroorzaakte het beruchte medicijn DES een grote groep slachtoffers. De voorbeelden hebben gemeen dat een groep personen (meestal vrouwen) stelden productschade te hebben geleden. Desalniettemin hebben deze schadeveroorzakende gebeurtenissen niet in veel procedures geresulteerd. Als er al werd geprocedeerd, dan gebeurde dit hoofdzakelijk op individuele basis. Een individuele procedure van een gelaedeerde tegen een fabrikant van een medisch product kent obstakels die ertoe kunnen leiden dat de gelaedeerde afziet van het instellen van een rechtsvordering. Zo kan er sprake zijn van ‘rationele apathie’ doordat de individuele schade niet opweegt tegen de kosten van een procedure of kan het de gelaedeerde de middelen ontbreken om het tegen een kapitaalkrachtige onderneming op te nemen. Daar komt bij dat de regeling inzake productaansprakelijkheid beperkingen met zich brengt, bijvoorbeeld op het gebied van verjaring en verval. Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat het productaansprakelijkheidsrecht sinds de introductie van de richtlijn productaansprakelijkheid een grotendeels slapend bestaan heeft geleid en er weinig productaansprakelijkheidszaken in de jurisprudentie voorkomen.
  15. VR 2023/83 Onnodig toeteren. Valt toeteren onder 'signalen' of 'geluid'.

    Jurisprudentie

    Betrokkene heeft een sanctie opgelegd gekregen voor het langdurig en onnodig gebruik van zijn claxon. Hij heeft een boete gekregen voor het 'onnodig geluid veroorzaken' ex. art. 57 RVV. In hoger beroep betoogt de verdachte dat het luiden van zijn claxon onder het aangeven van 'signalen' valt ex. art. 28 RVV. Het hof wijzigt het delict naar art. 28 RVV aangezien hij op grond van de tekst van art. 28, 31 en 57 RVV en de Nota van toelichting bij deze artikelen meent dat geluidssignalen enkel door art. 28 en 31 RVV worden beheerst.

  16. VR 2023/84 Rood verkeerslicht. Kruising. Overmacht.

    Jurisprudentie

    Betrokkene is een sanctie opgelegd vanwege het niet stoppen voor rood licht. Betrokkene voert aan dat hij niet opzettelijk door rood is gereden. Er zou sprake zijn geweest van een gewijzigde en voor hem ongunstige verkeerssituatie. Betrokkene had geen zicht op het rode verkeerslicht doordat hij in een kort tijdsbestek meerdere kanten op moest kijken. Een bestuurder op de tegemoetkomende weghelft reed eveneens door rood, wat bij betrokkene de indruk wekte dat hij mocht doorrijden. Betrokkene vraagt ook rekening te houden met zijn lengte, waardoor hij hoger in de auto zit en daarom minder zicht

  17. VR 2023/85 Verkeersteken. Verkeersbord. Aanwezigheid. Bewijs.

    Jurisprudentie

    Om de aanwezigheid van bebording met een voldoende mate van zekerheid te kunnen vaststellen, wordt - anders dan in Hof Arnhem-Leeuwarden 28 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1803 - niet langer onderscheid gemaakt tussen statische handhaving met flitspalen (inclusief trajectcontrole) enerzijds en kom- en zonebebording anderzijds. Als uitgangspunt wordt voortaan gehanteerd dat de aanwezigheid van de bebording ten tijde van de gedraging met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld als blijkt dat deze bebording aanwezig was op enig moment niet meer dan zes maanden vóór en niet meer

  18. VR 2023/86 Kruising. Uitrit.

    Jurisprudentie

    De betrokkene is een sanctie opgelegd wegens het stilstaan op een kruispunt. Stond hij stil op een kruispunt of voor een uitrit? Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een in- of uitrit, is van belang of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij een uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als in- of uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding (bijvoorbeeld de toegang tot een erf van een woning of bedrijfsunit) en de constructie van de uitmondingssituatie een belangrijke rol. Naar het oordeel van het hof is weliswaar sprake van

  19. VR 2023/87 Parkeren. Eigen uitrit.

    Jurisprudentie

    Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “parkeren voor een in- en/of uitrit”. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van redenen om een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen. Het hof wil wel aannemen dat het voertuig geparkeerd stond voor de woning van de bestuurder van het voertuig, maar de kantonrechter overweegt terecht dat het verbod om voor een in- en/of uitrit te parkeren ook geldt als het een eigen in- of uitrit betreft.

  20. VR 2023/88 Lading. Zicht. Spiegels.

    Jurisprudentie

    In art. 5.18.5, tweede lid, van de Regeling voertuigen is bepaald dat indien het gezichtsveld van de voor voertuigen van de categorie waartoe het voertuig behoort voorgeschreven spiegels of camera-monitorsystemen wordt beperkt door lading die aan de achterzijde van het voertuig is aangebracht of door een door het voertuig voortbewogen aanhangwagen, met inbegrip van de lading, het voertuig moet zijn voorzien van een linker- onderscheidenlijk rechterbuitenspiegel of camera-monitorsystemen waarmee de bestuurder een in bijlage VIII, hoofdstuk 2, titel 2, paragrafen 1 tot en met 6, vastgesteld

Zoektips

  • Check of de spelling van de zoekterm klopt
  • Weet u het publicatienummer van een uitspraak of artikel, toets dan bijvoorbeeld in “2021/68”. Het publicatienummer dient dus tussen aanhalingstekens te staan. (N.B.: artikelen hebben vanaf 2011 een publicatienummer; uitspraken hebben allemaal een publicatienummer.) Om een artikel of uitspraak te vinden met een publicatienummer onder de 10 of vlak onder de 100, is het soms nodig om er een nul voor te typen. Bijvoorbeeld “2022/08” of “2021/090”.
  • Gebruik meerdere zoektermen voor een zo relevant mogelijk resultaat:
    • Zoekt u een artikel/uitspraak waarin zowel ‘auto’ als ‘stoplicht’ voorkomt, toets dan in: auto AND stoplicht
    • Zoekt u op één van de woorden, dan toetst u de woorden gewoon los in (auto stoplicht). Het zoekresultaat bevat dan alle artikelen/uitspraken/columns waarin auto en/of stoplicht voorkomt.

Nog niet gevonden wat u zoekt? Neem contact met ons op. Wij helpen u graag!